Categorie: Bomen – Trees

Winterappelen

winterappelsZeven appelbomen hebben we in de tuin, en van zes daarvan worden de appelen gretig gegeten.
Maar van die ene boom, een laagstam-exemplaar dat ons door goedbedoelende kennissen in handen werd gestopt, blijven de appelen altijd hangen. Het zouden jonagold-appelen zijn, een appel die ik zelf nooit zou hebben uitgekozen om te planten, maar dat nog tot daar aan toe. Maar de appelen die er aan hangen, lijken van schil en van consistentie nog het meest op Granny Smith, maar dan wel exemplaren zonder enige smaak of kraak.

Toch is het een gezond groeiende boom, waarvan ook de vruchten nauwelijks last hebben van wat voor aantasting dan ook. Zelfs nu, in december, hangt nog steeds het grootste deel van de vruchten zonder één slechte plek aan de boom. Valappels heeft de boom nauwelijks. Maar waar de valappels van onze andere bomen gretig worden leeggepikt door merels, blijven deze groene karbonkels voorlopig onaangeroerd liggen en hangen.

Misschien moet het gewoon zo zijn… zes bomen met snoepjes voor mens en dier vanaf de vroege herfst, en één boom met ‘appeltjes voor de honger’, voor als de winter op z’n strengst is.

Lees ook:

1 miljoen bomen voor Vlaanderen

Logo 1 miljoen bomenZolang het niet al te koud is, is het late najaar en de vroege winter de ideale periode om bomen te planten. En de afgelopen 12 winters – dus sedert we onze tuin onze tuin mogen noemen – zijn er hier al elk jaar ‘bomen’ (lees: boompjes) geplant. Aanvankelijk ging dat met honderd of een veelvoud daarvan tegelijk, de laatste jaren blijft het meestal bij tientallen. Ook een tuin van bijna een hectare groot komt immers wel een keer vol te staan.

Toch hebben we dit jaar alweer een tiental meidoorns geplant: de haag op ‘het Veld‘ vertoonde immers nog wat lacunes, en hoewel die gaten in de loop van de jaren toch wel zouden dichtgroeien, versnellen we dat proces graag een beetje.

Toen we de laatste keer bij Houtmeyers aanklopten, had hij nog niet veelbosplantgoed voorradig, maar er is ons beloofd dat we vanaf volgend weekend het hele assortiment weer kunnen krijgen. En om de haag aan te vullen heb ik nog Malus sylvestris (wilde appel) op mijn verlanglijstje staan, en Louis Houtmeyers vertelde dat hij vanaf december ook wilde peer als bosplantgoed te koop zou hebben.
En bovenaan ons wensenlijstje staat een zwarte moerbei (Morus nigra), die we wel als (duurdere) containerplant zullen kopen.
Vermoedelijk zullen we deze winter dus hooguit een boompje of vijftien aan de teller van ‘1 miljoen bomen voor Vlaanderen‘ kunnen toevoegen, maar alle beetjes helpen, nietwaar?

Voor wie ook zijn aanplant wil registeren op die site: bij registratie wordt je adres en telefoonnummer gevraagd, maar is er nergens iets terug te vinden over het privacy-beleid van de organisatie. Ik heb daarom contact opgenomen met de Vereniging voor Bos in Vlaanderen, en daar heeft men mij verzekerd dat de adressen enkel gebruikt worden om na te gaan hoe de verdeling van de aanplant over de verschillende provincies is.
Niet aarzelen om te registreren dus, maar nog veel belangrijker: niet aarzelen om ook jouw boompje te planten!

Duivelswandelstok – Aralia sp.

Duivelswandelstok - Aralia sp.Lang, lang geleden – ik schatte zo’n 30 jaar, en gezien het jaar van uitgifte kan dat kloppen – had mijn vader een boek in de kast zitten met de toen al tot mijn verbeelding sprekende titel “Tuinieren buiten het boekje“. De auteur – ik zie nu dat het ene Henk van Halm was – beschreef daarin zijn kleine stadstuin (als ik het me nog goed herinner). In die tuin was enige structuur aangebracht door middel van strategisch geplaatste verharde paden en terrasjes, maar in de overblijvende open ruimte werd heel weinig ingegrepen.
Nu zou ik het boekje lezen als de beschrijving van een experiment à la Le Roy.

Eerlijk gezegd herinner ik me niet meer zo heel erg veel details uit het boekje, maar de auteur beschreef één plant die ik pas jaren later in het echt zag, maar waarvan de naam en de beschrijving me altijd zou bijblijven. Ik herkende de plant twintig jaar later, alleen al aan de hand van de beschrijving – een afbeelding ontbrak – in dat boekje.
De plant had dan ook de wel heel beeldende naam ‘Duivelswandelstok’. Lees verder “Duivelswandelstok – Aralia sp.”

Haagbeuk

Carpinus betulus - haagbeuk. Foto: Hapticflapjack. Creative Commons License
Nee, dit is niet de haagbeuk in onze tuin waar ik een paar dagen geleden over sprak. Wegens laat thuis van mijn werk, en vroeg donker in oktober ben ik niet in staat geweest zelf nog een fotootje te maken.
Maar op deze foto is wel goed het verschijnsel te zien, dat maakt dat sommige oude haagbeuken ideale ‘brievenbusbomen’ zijn, zoals zoonlief en zijn kameraden over onze haagbeuk spraken.

De haagbeuk (Carpinus betulus) is veel nauwer verwant aan de berk (Betulus sp.) dan aan de beuk (Fagus sylvatica), en hoewel ook de haagbeuk als hij niet gesnoeid wordt tot een uiterst imposante boom kan uitgroeien, is hij toch veel bescheidener van aard dan de ‘echte’ beuk. Op een Zwitserse website wordt gezegd dat de boom – vanuit bosbouwkundig oogpunt – een dienende boom is, omdat hij goed schaduw verdraagt en daarom in de ondergroei van waardevolle bosbestanden met eik, beuk en linde (ja, ook de linde is eigenlijk een bosboom) een plaats vind. Zijn snel verterende blad zorgt bovendien voor een luchtige en voedselrijke humuslaag.

Dat de haagbeuk goed kan gesnoeid worden, hoor je al aan zijn naam, maar als solitaire boom die vrij kan uitgroeien heeft hij ook een bijzondere uitstraling.
Ik was erg nieuwsgierig naar vermeldingen van haagbeuk in mythologie en folklore, maar vind voorlopig weinig in die zin. Daarbij moet ik wel toegeven, dat ik erg weinig tijd had voor het schrijven van dit stukje… Misschien een andere keer meer en beter?

Bloeiende katjes… een lange-afstandsrelatie

Salix caprea - boswilg. Meeldraadkatje

Edit: Naar aanleiding van een reactie op dit bericht bleek ik een toch wel kapitale fout te hebben neergeschreven. Mijn bewering verderop, dat de wilg een windbloeier is, klopt niet.

De katjes van de boswilg kent iedereen wel: die kleine stukjes grijs bont, die bij de eerste lentebodes horen.

Die wilgenkatjes die doen ‘het’ vanuit de verte, een LA-relatie als het ware. Living Apart, en nooit together.
De boswilg (Salix caprea) is – zoals de meeste wilgensoorten – immers een tweehuizige plant. Dat betekent dat je ‘mannelijke’ en ‘vrouwelijke’ wilgen hebt. En dat kan je bij de katjes van die boswilg heel goed zien.

Als de wilgenkatjes gaan bloeien, dan zie je immers ofwel meeldraden, ofwel stampers te voorschijn komen.
Op de eerste foto zie je een meeldraadkatje (een mannelijk katje dus) waarvan de meeldraden net te voorschijn komen. Je kan de helmknoppen goed onderscheiden.

Lees verder “Bloeiende katjes… een lange-afstandsrelatie”

Eén, twee of drie beuken?

Eén van de beuken achter ons huisHet huisje dat we zo’n 13 jaar geleden kochten, was niet veel bijzonders. Erger nog, in de ogen van onze familie hadden we weinig meer dan een bouwval in ons bezit. En eerlijk is eerlijk, het was eigenlijk ook dat kleine keuterboerderijtje niet, dat ons de koop deed sluiten.

Nee, naast het huis stond een eik, die we met ons tweeën nog niet konden omspannen, en achter het huis ook nog eens twee kolossale beuken, met daartussen een hele oude haagbeuk.
Of… twee beuken?
Daar zijn we eigenlijk nog altijd niet helemaal uit. Op de foto zie je de achterste van die twee beuken. Maar is die ene beuk er echt maar één? Of zijn het er twee? Of misschien zelfs drie?

Lees verder “Eén, twee of drie beuken?”

Dansend met de treurwilgen

Salix babylonica - Treurwilg. Foto: Mercurous - Creative Commons LicenseElk jaar is er weer dat moment, dat plots alle treurwilgen in het landschap in volle glorie te voorschijn springen.

Maandenlang zijn ze er wel, maar vallen ze me nauwelijks op. En dan plots, tegen het eind van de winter, staat het landschap er weer vol mee.
Vorige week kwam ik door mijn griepje dagenlang niet buiten. Toen ik vervolgens zoonlief op zaterdag naar zijn muziekles bracht in de buurgemeente, was het overduidelijk: het is weer treurwilgentijd!

Op het eind van de winter krijgen de twijgen van heel wat wilgen een andere, vaak helderder tint dan in de winter, en bovendien gaan de katjes bloeien. De katjes van de treurwilg zijn niet de grijze stukjes bont die we het best kennen als wilgenkatjes, maar wel geelgroene ‘rupsen’.

Ik vind het heerlijk-mooie bomen, die treurwilgen. Ze hebben misschien niet de stoere bonkigheid van zomereiken, of de gotische statigheid van een beuk, maar hun tijdloze elegantie is al even bekoorlijk. ‘Treurig’ vind ik ze alles behalve, integendeel, ik kan alleen maar vrolijk worden door de romantische lichtvoetigheid die een treurwilg uitstraalt.

De foto bij dit artikel is van Mercurous, en valt onder een Creative Commons Licentie.