Zeven appelbomen hebben we in de tuin, en van zes daarvan worden de appelen gretig gegeten.
Maar van die ene boom, een laagstam-exemplaar dat ons door goedbedoelende kennissen in handen werd gestopt, blijven de appelen altijd hangen. Het zouden jonagold-appelen zijn, een appel die ik zelf nooit zou hebben uitgekozen om te planten, maar dat nog tot daar aan toe. Maar de appelen die er aan hangen, lijken van schil en van consistentie nog het meest op Granny Smith, maar dan wel exemplaren zonder enige smaak of kraak.
Toch is het een gezond groeiende boom, waarvan ook de vruchten nauwelijks last hebben van wat voor aantasting dan ook. Zelfs nu, in december, hangt nog steeds het grootste deel van de vruchten zonder één slechte plek aan de boom. Valappels heeft de boom nauwelijks. Maar waar de valappels van onze andere bomen gretig worden leeggepikt door merels, blijven deze groene karbonkels voorlopig onaangeroerd liggen en hangen.
Misschien moet het gewoon zo zijn… zes bomen met snoepjes voor mens en dier vanaf de vroege herfst, en één boom met ‘appeltjes voor de honger’, voor als de winter op z’n strengst is.