Categorie: Kruiden en kruidenleer

Barbarakruid – Barbarea vulgaris

Barbarea vulgaris, Barbarakruid. Foto: AnneTanne, Creative Commons LicenseBarbarakruid is een plantje dat in deze tijd van het jaar meestal makkelijk te vinden is. Het is een – vooral op vochtige bodem – vrij algemeen voorkomend kruidje, maar omdat ik in de toch wat drogere Kempen woon, blijft zijn aanwezigheid in mijn tuin steeds tot een tiental plantjes beperkt. We kregen ons eerste plantje jaren geleden op onze trouwdag, van een vriend die in zijn Lusthof dit kruidje en talloze andere ongewone groenten teelt.

Lees verder “Barbarakruid – Barbarea vulgaris”

Tja, wat zijn nu eigenlijk kruiden?

Het fotootje hierbij heb ik gekozen omdat dit plantje voor herboristen een twijfelgeval kan zijn. Want wat zijn nu eigenlijk kruiden? Toen ik gisteravond het van Dale Woordenboek opensloeg, gaf die tien verschillende definities…
Laat me er enkele overlopen, en dan de mijne toevoegen…Alliaria petiolata - look-zonder-look

Voor een botanicus is een kruid een niet-houtige zaadplant. Het kunnen dus een- en tweejarigen zijn, of vaste planten, maar geen bomen en struiken. Voor een botanicus is dus het (tweejarige) look-zonder-look een kruid, net zoals peterselie en dille. Salie, roosmarijn en laurier daarentegen zijn struikjes en dus geen kruiden.
Ook de petunia’s in je plantenbakken in de zomer zijn volgens een botanicus kruiden.

Lees verder “Tja, wat zijn nu eigenlijk kruiden?”

Gember – Zingiber officinale / inhoudstoffen en tinctureren

Onlangs kreeg ik de vraag: “Kunt u mij zeggen onder welke inhoudstoffen Gember valt en kan men hier best een tinctuur van maken?”

Gember wordt in China al duizenden jaren medicinaal gebruikt. Er bestaan documenten uit de vierde eeuw voor onze tijdrekening, waaruit blijkt dat het voor talrijke indicaties werd gebruikt: maagpijn, diarree, misselijkheid, cholera, bloedingen, reuma, tandpijn…
In het westen werd het eind 19de Eeuw gebruikt omwille van zijn eetlustopwekkende, zweetdrijvende, spijsverteringsbevorderende eigenschappen.
Momenteel zijn vooral de volgende indicaties voor Gember onderzocht: gebruik bij reisziekte, bij misselijkheid en braken (ook hyperemesis gravidarum – zwangerschapsbraken), en bij ziekte die met (niet infectieuze) ontstekingen gepaard gaan zoals bijvoorbeeld reumatoïde arthritis.

Voor die eigenschappen zijn een lange reeks actieve ingrediënten verantwoordelijk. Ginger constituents geeft een mooi overzicht van de verschillende indicaties van Gember, met telkens de verantwoordelijke inhoudstoffen voor die specifieke werking.
Gember bevat tot 50% zetmeel, 9% proteïne, 6-8 % lipiden (zowel triglyceriden, fosfatidylzuur, als vrije vetzuren), een protease. Voor de medicinale werking is wellicht vooral het hoge gehalte aan vluchtige oliën belangrijk (die fractie is weer in tientallen verschillende stoffen onder te verdelen, waarvan vooral de sesquiterpenen belangrijk zijn: bisaboleen, zigiberine, zingiberol), en daarnaast de aromatisch fenolen (niet-vluchtige geurige stoffen), waarvan de gingerolen de belangrijkste fractie vormen. In oudere (=langere tijd bewaarde) wortels wordt een deel van de gingerolen omgezet in shogaolen. De gingerolen zouden vooral ontspannende en verwarmende eigenschappen hebben, terwijl de shogaolen daarnaast ook nog ontstekingsremmend en weerstandsverhogend zouden zijn.

Wat het tweede deel van de vraag betreft, hierop blijft mijn antwoord summier: ik heb zelf geen ervaring met het maken van een tinctuur van gember. Dit is een kruid dat ik bij voorkeur ‘rechtstreeks’ gebruik als toevoeging aan de maaltijd of meegeraspt in een groentensap. Je vind een basisrecept voor een tinctuur in de Kruidenmand. Wanneer ik zou overwegen om een tinctuur te maken van Gember, zou ik wellicht in de recipiënt van mijn sapcentrifuge een hoeveelheid alcohol doen, en vervolgens de gember daarin raspen. De reden om het zo te doen, is het hoge gehalte aan etherische oliën. Wanneer je de wortel raspt, vervliegen de vluchtige stoffen snel. Daarom wil ik het geraspte kruid zo snel mogelijk in de alcohol onderdompelen, om zoveel mogelijk actieve stof te bewaren…
Een tinctuur is inderdaad een geschikte bereiding met gember, omdat zowel de etherische oliën als de niet-vluchtige werkzame stoffen goed oplosbaar zijn in alcohol.

’n Kruidige groet,

Tussilago farfara – Klein hoefblad

Sinds vorig jaar is het Klein Hoefblad ook in mijn tuin verschenen, maar het fotootje hiernaast maakte ik gisteren in de Zwitserse Alpes Vaudoises, op een hoogte van 1300m… Ja, op deze hoogte zou je eind februari nog een sneeuwtapijt mogen verwachten, maar dus niet deze winter.
Behalve Klein Hoefblad vond ik hier in bloei:
Madeliefje, Winterakoniet, stengelloze sleutelbloem, stinkend nieskruid, een ereprijsje (ik denk de veldereprijs, maar ik heb geen flora bij me en kan dus niks uitsleutelen… Ik kwam immers naar hier om te skieën, niet om met een pijnlijke knie de dagen in de onmiddelijke nabijheid van het hotel door te brengen….), een onbekende vlinderbloemige (intussen via Flickr heel snel geïdentificeerd als Polygala chamaebuxus (Buchsblättrige Kreuzblume / Faux-buis)), winterakoniet, een botanische krokus, veldkers, één of ander kruiskruid, madeliefje, paardenbloem, herderstasje…

Maar ik had het over het Klein Hoefblad… Toen ik nog studeerde had dat plantje een signaalfunctie voor mij: Wanneer langs de weg naar de campus het Klein Hoefblad in bloei kwam, werd het stilaan tijd om de voorbereiding van juni-examens wat ernstiger te gaan opvatten!

Tussilago farfara is afgeleid van het latijn ’tussis’ (hoest) en ‘agere’ ((be)handelen), en waarschijnlijk ‘farina’ (meel) en ‘ferre’ dragen). De bladeren van deze plant (die pas verschijnen nadat de bloemen al zijn uitgebloeid) werden inderdaad in het verleden gebruikt als een hoestwerend middel, ze hebben desinfecterende en slijmoplossende eigenschappen. ‘Farfara’ zou slaan op de onderzijde van het blad, dat met meel bestoven lijkt. Ook de stengelschubben lijken wat bepoederd, als je naar deze foto kijkt (al is de stengel hier enigszins onscherp)

Tegenwoordig is Klein Hoefblad als medicinaal kruid volkomen in onbruik geraakt, en staat in België sinds 1992 op de lijst van de kruiden, verboden voor inwendig gebruik. Klein hoefblad bevat immers, net als bv Smeerwortel, pyrrolizidine-alkaloïeden. Deze stoffen worden opgeslagen in de lever, en kunnen bij regelmatig en langdurig gebruik ernstige gevolgen hebben.

Ik heb echter de indruk, dat het Klein Hoefblad een plantje is dat in het verleden weinig tot de verbeelding gesproken heeft. Ik vind immers weinig folkloristische verwijzingen naar het kruid,
maar wel naar gebruik als geneeskruid:
Bij Mien Verdingh (KrisKrasKruid) lees ik dat in het oude Griekenland astmapatiënten bladeren van het kruid te roken kregen, en dat het sap met melk en honing gedronken werd bij longontsteking. (Zij vermeldt echter geen concrete bron.)
Plinius raadde aan de bladeren van Klein Hoefblad te roken (op een vuurtje van cipreshout?), en de rook door een trechter in te ademen als middel tegen hoest. Ook door Dioscorides (een Grieks kruidkundige, in dienst van keizer Nero) wordt het als hoestbedarend middel beschreven.

Opnieuw bij Mien Verdingh vind ik terug dat het gebruik van Klein Hoefblad als (medicinaal) rookkruid op een bepaald ogenblik in Frankrijk dermate populair was, dat het als herkenningsteken voor apotheken werd gebruikt. Voorlopig heeft mijn zoektocht op Franstalige internet-sites hiervoor geen bevestiging opgeleverd.
Die zoektocht leverde wel een reeks Franstalige volksnamen op:
Pas d’âne, herbe de Saint-Quirin, taconnet, chou de vigne, herbe aux pattes, pas de cheval, pied de cheval, racine de peste, filius ante patrem
((De laatste uit deze reeks – een latijnse benaming die je op meer plaatsen terugvindt, betekent letterlijk: ‘de zoon voor de vader’, en slaat terug op het feit dat de bloemen eerder boven de grond staan dan het blad).

Tot volgende week!