Categorie: Poëzie – Poetry

Weelde

Ruisseau - Foto: Sushidamour. Creative Commons License

’t Gepluimde riet golft op de zomerbries,
In donzen lijnen, van gracieuslijk dijnen.
Op heel het wondre landschap rust een fijne
Hoogzomersluier, – als een purpren vlies.

Omlaag, aan polderslootkant, bloeiend bies;
De laatste boterbloemen gaan verdwijnen.
De eerste blauwe juffers zie ‘k verschijnen
Op plompbladbloem en spitse pijlkruidspies.

Wat is het warm, maar toch zo recht verkwikkend,
Voor mens en dier, hier in het vlakke land;
Waar zich de zomerhemel welft zo wijde.

– Ik laat mijn ziel, als op de bries, zacht glijden
En dool de vliet langs, ’t tijdschrift in de hand,
Dat ik wou lezen, élk woord wegend, wikkend.

J.H. de Veer (ca. 1850-ca. 1910)

De foto bij dit bericht is van Sushidamour en valt onder een Creative Commons Licentie.
Het gedicht behoort tot het publieke domein.

Valavond

Escholzia californica - SlaapmutsjeNu is van Kalifornies goud de tijd;
De sterrevende zon vergaart
Haar krachten voor een verre vaart,
De laatste van die dag, ter aardewaart.

Daar heeft de zon een laatste maal
Haar stervensweeë gouden praal
Verzameld in een glazen tremportaal.

Paul van Ostayen 1896-1926

 
Het gedicht van Paul Van Ostayen behoort tot het publieke domein.
Zou Van Ostayen in zijn eerste zin ook aan de kleur van dit slaapmutsje (Californian poppy), de ‘state flower’ van de staat Californië gedacht hebben?

Hier is de man

waterkers. Foto: Yumi Kimura, Creative Commons LicenseHier is de man
uit Vlanderlan’
met, om u dienst te doene,
beeksala,
met beeksala, kersoene:
’t is ’t beste groen, gelooft mij, dat,
van al dat groene is: koopt mij wat
beeksala, beeksala!

Al volgeplukt,
de mande drukt
mij riemvaste op de leden;
beeksala,
vol beeksala, die ‘k heden
gewied hebbe in den waterplas,
aan ’t werk wanneer ’t nog donker was:
beeksala, beeksala!

Met stok in d’hand,
uit Vlanderland,
zo kome ik, en de walen,
beeksala,
die beeksala betalen;
zij krijgen voor parli, parla,
twee soun, twee bondjes beeksala,
beeksala, beeksala!

Van mage en bloed
die krank is moet
om, pille en pot gelaten,
beeksala,
om beeksala, zal ’t baten:
zij drijft al de oude dampen uit,
en kocht ge maar nen halven kluit
beeksala, beeksala!

‘k Ben uitverkocht,
’t is noene errocht;
‘k gevoel ’t aan mijn geweten:
beeksala,
maar beeksala, om te eten…
al met mijn moegekraaiden hals,
kardoefels doen meer deugd mij als
beeksala, beeksala!

Dan: op en weg,
Adieu, en ‘k zeg:
wel moge ulieden allen
beeksala,
mijn’ beeksala bevallen!
Zo vare ik voort en kom ter week,
al roepen door de waalse streek:
beeksala, beeksala!

Guido Gezelle, 1830-1899

De foto is gemaakt door Yumi Kimura en valt onder een Creative Commons Licentie.
Het gedicht behoort tot het publieke domein.

Het strand was stil en bleek

strand. Foto: Plura Bella. Creative Commons LicenseHet strand was stil en bleek
ik zat doodstil en keek
naar de blauwe rimpeling –
er was ook windgezing.

Ik wist wie naast me zat
witrokkig en ze had
roosrood het glad gezicht –
er was ook veel zonlicht.

Herman Gorter. 1864-1924

De foto is gemaakt door Plura Bella en valt onder een Creative Commons Licentie.
Het gedicht behoort tot het publieke domein.

Leeuwerik

leeuwerik - Foto: Sergey Yeliseev, Creative Commons LicenseBlijft gij nooit één blanken uchtend,
Leeuwrik, zingen hier beneên,
Die uw nachtlijk nest ontvluchtend
Door de zilvren neevlen heen

Vleuglings vindt de gouden wegen
Waar uw aadmen juichen wordt,
Tot uw zang in vuren regen
Naar de koele voore stort;

Zingt gij nooit de rode smarten
Van den duistren aardenacht,
Wordt het bloeden onzer harten
Wel gestelpt, maar nooit verklacht?…

In het ijle blauw verloren
Volgt mijn oog niet meer uw vlucht,
Maar uw antwoord dwaast mijn oren
Met zijn zaligend gerucht:

Steeds, uit vreugde of smart gerezen,
Heeft de ziel uw vreugd verstaan,
En tot uwe vreugd genezen,
Ons gemeen geheim geraên:

Alle smart omhooggedragen
Meerdert vreugdes gouden schat:
Slechts de vleuglen die ons schragen
Zijn van aardes tranen nat.

Pieter Cornelis Boutens

De foto is gemaakt door Sergey Yeliseev en valt onder een Creative Commons Licentie.
Het gedicht behoort tot het publieke domein.

Iam Sol recedit

Sunset over the bay. Foto: That bloke - Creative Commons Licentie

Heel ’t westen zit gekibbelkappeld,
gewaggelwolkt, al hil en dal;
’t blauw en groen en gheluw g’appeld;
te morgen nog volstormde ’t al,
en stille is ’t nu! De zonne, aan ’t zinken,
doet hier en daar een splete blinken,
en kijkt erdeure, nu en dan.
Heel ’t westen bleust en blinkt ervan…!
Zo heerlijk is ’t, als of er zoude
een reuzenpenning, rood van goude,
de reuzenspaarpot vallen in
der slapengaande zeevorstin.

Guido Gezelle 1830 – 1899

De foto is van That bloke en valt onder een Creative Commons Licentie.
Het gedicht behoort tot het publieke domein.

Aan de maan

Full moon on Trout Lake.  Foto: Meaduva - Creative Commons LicentieToon ons uw luister, o zilveren Maan!
Rijs uit het meer.
Lach de zwervende scheepling aan.
Straal, om ’s wandelaars donkere baan,
In uw lieflijkheid neer.

Waar zonder hoop de Verlatene smacht,
Schemere uw gloor.
Waar, na troosteloze afscheidsklacht,
Blij herenen de Minnenden wacht,
Breke uw glinstering door.

Schoon is de Dag, als zijn purpere gloed
Vorstelijk stijgt; –
Als hij ZINGEND de ontwaakten groet!
Maar uw KOMST is de PEINZENDE zoet,
Gij, die flonkert – en ZWIJGT!

A.C.W. Staring 1767 – 1840

De foto is gemaakt door Meaduva en valt onder een Creative Commons Licentie.
Het gedicht behoort tot het publieke domein.

Papaver-bed

klaprozen. Foto: Auntie P. - Creative Commons LicenseBlank, scharlaken, woest en vredig
Franjig, strokig, effen, ledig,
Wapenig, vol walmen;
Staan zij naar de zomer luchtend,
in de windeloze uchtend,
Opgericht als palmen.

’t Rusteloze vliegendom
Gromt en glinstert al alom
En beweegt zich vinnig
Om het groene tonnetje
Met het straalswijs zonnetje
In elks midden innig.

Even buigen ze als de last
Van een stoere hommelgast
In hun weelde wentelt,
Maar zodra de grabbelpoot
Gaat, bevracht met bijenbrood,
Staan zij weer gekenteld.

Als een vlinder uit zijn pop
Botten zij uit lob na lob,
Tuimlend langs de stengels;
Waar de zwak-gehalsden tinklen,
Zilverharig en ontkrinklen,
Worden bolle bengels.

Lees verder “Papaver-bed”