’t Wordt rondom duister:
Pijlwolken hangen
En breiden zich uit,
Onweerverkondend.
Het regent bloed!
(…)
Eer het zonlicht daalt,
Worden schilden gekliefd,
En pansers doorboord:
En ’t staal vaart neder,
Op klinkende helmen.
’t Wordt rondom duister:
Pijlwolken hangen
En breiden zich uit,
Onweerverkondend.
Het regent bloed!
(…)
Eer het zonlicht daalt,
Worden schilden gekliefd,
En pansers doorboord:
En ’t staal vaart neder,
Op klinkende helmen.
Toon ons uw luister, o zilveren Maan!
Rijs uit het meer.
Lach de zwervende scheepling aan.
Straal, om ’s wandelaars donkere baan,
In uw lieflijkheid neer.
Waar zonder hoop de Verlatene smacht,
Schemere uw gloor.
Waar, na troosteloze afscheidsklacht,
Blij herenen de Minnenden wacht,
Breke uw glinstering door.
Schoon is de Dag, als zijn purpere gloed
Vorstelijk stijgt; –
Als hij ZINGEND de ontwaakten groet!
Maar uw KOMST is de PEINZENDE zoet,
Gij, die flonkert – en ZWIJGT!
A.C.W. Staring 1767 – 1840
De foto is gemaakt door Meaduva en valt onder een Creative Commons Licentie.
Het gedicht behoort tot het publieke domein.