Weende stil en zie! terwijl ik
weende, werd mijn weemoed weelde.
Zachtkens zong de wind. Het was mij
of een hand mijn wangen streelde.
‘k Sloot mijn armen, liefdessmachtend,
om de boom, de groengetopte.
Trilde niet de stam? – Mij was het
of een hart aan ’t mijne klopte.
Hélène Swarth 1859 – 1941