Altijd wordt de tuin bezocht, de zachte aarde,
door ruisende regen, het klimop groeit de hagel
tegen, het gras verbergt wat het drinkt, een zanderige
plek krijgt putjes, het regent klapmutsjes op het water,
kleine hagel streelt de losse grond met wimpers,
natte sneeuw met grote plekken niets ertussen,
grote vlokken natte sneeuw met mos, het eikje
met het bruine blad, en ook de altijd groene
struik onder het raam – gebloemde lappen stof,
grote bloemen ruisende regen gewonden
om de zon als armen om het hoofd, de regen,
weer de regen op de zachte aarde.
Christine J. Van Geel