Tag: Poëzie – Poetry

’s Morgens

Grote lijster - Turdus viscivorus. Foto: DaveF, Creative Commons licenseHet was half vijf ’s morgens in april
Ik liep, en floot de St. Louis Blues
Maar ik floot die op mijn eigen wijze
Al fluitend dacht ik:
mocht mijn fluiten gelijken
op de zang van de grote lijster
En waarlijk, na enige tijd geleek mijn
fluiten van de St. Louis Blues
op de zang van de grote lijster:
turdus viscivorus

Jan Hanlo in The varnished / Het geverniste, 1951

Uit ‘het Boek der Vragen’

Amelanchier lamarckii - Drents krentenboompje(…)

En aan wie vroeg de Lente
haar transparante monarchie?

Heb je wel eens bedacht welke kleur
April voor de zieken heeft?

Wie zegt ons dat ons leven geen tunnel is
tussen vage dimensies licht?

Of dat het geen licht plek is
tussen vage dimensies donker?

Zie je niet dat de appelboom bloeit
om in de appel te sterven?

uit ‘Libro de las Preguntas

(…)

Y quién pidió a la Primavera
su monarquí­a transparente?

Has pensado de qué color
es el Abril de los enfermos?

No será nuestra vida un túnel
entre dos vagas claridades?

O no será una claridad
entre dos triángulare oscuros?

No ves que florece el manzano
para morir en la manzana?

Pablo Neruda

Omdat het vandaag 9 april is…

Voor een keer geen natuurgedicht…

Voor mekaar

Vroeger hield ik alleen van je ogen.
Nu ook van de kraaiepootjes ernaast.
Zoals er in een oud woord als meedogen
meer gaat dan in een nieuw. Vroeger was er alleen haast

om te hebben wat je had, elke keer weer.
Vroeger was er alleen maar nu. Nu is er ook toen.
Er is meer om van te houden.
Er zijn meer manieren om dat te doen.

Zelfs nietsdoen is er daar één van.
Gewoon bij mekaar zitten met een boek.
Of niet bij mekaar, in ’t café om de hoek.

Of mekaar een paar dagen niet zien
en mekaar missen. Maar altijd mekaar,
nu toch al bijna zeven jaar.

Herman De Coninck in Met een klank van hobo

Voor manlief, om meer dan veertien jaar…

Geboorte van lente

Het niet meer vinden van woorden.
Met vingers en ogen de lucht
proeven, het oproerig gerucht
van sap en vledermuis horen.
Over het blauwe gehucht
plots ademen van koren.

Volstrekt geen woorden meer weten.
Zien wat de dieren zien,
de kleuren bewonen, misschien
één dag de dood vergeten.

Alle woorden slapen.
Het leven spreekt zich uit
in groen. Ontroerend luid
wordt de stilte volmaakt geschapen.

Jan Veulemans in Elke dag leven

Vorig jaar op 26 maart: En weer hondsdraf

Maart

Lamium purpureum - Paarse dovenetel
Lamium purpureum paarse dovenetel
staat in de zwarte tuin en bloeit
staat aan een voorjaar van water
vergeten een hard verleden.

Wind uit het zuiden plotseling zichtbaar
het nieuwe gras plotseling horen
de vogels in zwermen laag over
herkennend hun nesten en holen.

Niet weggeweest uit uw tuin beminde
de winters als sneeuw gesmolten
zwijgzaam geweten de purperen netel
teder de taal van vriendschap.

Aleidis Dierick in Gedichten voor een man

Vorig jaar op 19 maart: Vroegeling

In maart

Ringmus - Passer montanus. Foto: Sergey Jeliseev - Creative Commons License

Een koude, natte winterzonneschijn
een winderige dag in maart en klein
een grauwe mus op glansmetalen tak
heel stil, tot weer de wind zijn vleugel stak
dwars door den koud blank-ijzeren zonneschijn,
borstveren pluimen uit, zo donzig fijn
dat zij als hele kleine waaiers zijn.

Augusta Peaux in Nieuwe gedichten – 1926

De foto van de ringmus is van Sergey Yeliseev, en valt onder een Creative Commons License.

Maart

Ik houd van de tussenseizoenen,
van oktober, november, maart,
van oude en heel prille groenen
waarbij een rilling door je vaart.

Wanneer ooit ondanks het zonnenschijnen
de dag nooit geheel openklaart:
dan zie ik de lijnen verdwijnen
die hard hemel scheiden en aard.

O de wind dier tussenseizoenen
en de regen in ’t oog der maan
en de droom van duistere zoenen

gewisseld, zo bitter, als ’t waait,
door hen die hun lijdensweg gaan
terwijl innig de weerhaan kraait

van de min, o maagd der schorpioenen.

Johan Daisne in De Engelse groetenis – 1967

Februari

De hemel heeft een bleke tint
van geheimzinnig ongeboren leven
dat overal en nergens is.
Onzichtbaar heeft het zich geweven
door ’t fijne rag van hunkerende takken.
In wachtend water opent het zijn ogen,
glimlachend in het schaduwloze licht,
en ademt in de zwakke wind.
En langs de gevels van de huizen
rijst hoog boven de takken uit
de droom van het gezegend jaargetijde:
een hoopvol, aarzelend ontkiemen,
dat oplaait in een wervelende bloei
om daarna langzaam en bezonken vrucht te dragen.
Wie daartoe niet werd voorbestemd
dwaalt als een leeg omhulsel door de straten,
beschaamd, met een gebogen hoofd
en een verkleumd, vijandig hart,
dat talmt het voorjaar te begroeten.

Hannie Michaelis in De Gids – 1950

Gedicht Voor Land- en Tuinbouw

Ranunculus ficaria - SpeenkruidVoor het eerst een merel
horen zingen.
Het eerste wilde viooltje
gevonden.
De kastanjes in bloei.

Het eerste speenkruidbloempje
gezien.
De eerste zwaluw waargenomen.
Voor het eerst gegeten zonder
lamp.

Bloeiend klein Hoefblad
gevonden.
Voor het eerst een koekoek
gehoord.
Het eerste gras gemaaid.

De kersenbomen bloeien.
De peren in bloei.
De appels in bloesemtooi.
De eerste aardbeien.
De aalbessen rijp.

De kersen rijp.
De haver op het veld rijp.
De eerste peren.
De laatste maaltijd zonder
lamp.

De eerste appels.
De eerste druiven.
Het laatste bad in de open
lucht.
Het vertrek van de zwaluwen.

Het laatste gras gemaaid.
Voor het eerst de kachel aan.
De eerste rijp.
De laatste roos.
De eerste sneeuw gevallen.

J.A. Deelder

Vorig jaar op 13 februari: Salie….