Categorie: Poëzie – Poetry

Geboorte van lente

Het niet meer vinden van woorden.
Met vingers en ogen de lucht
proeven, het oproerig gerucht
van sap en vledermuis horen.
Over het blauwe gehucht
plots ademen van koren.

Volstrekt geen woorden meer weten.
Zien wat de dieren zien,
de kleuren bewonen, misschien
één dag de dood vergeten.

Alle woorden slapen.
Het leven spreekt zich uit
in groen. Ontroerend luid
wordt de stilte volmaakt geschapen.

Jan Veulemans in Elke dag leven

Vorig jaar op 26 maart: En weer hondsdraf

Bij wijze van vaarwel

Taraxacum officinale - paardenbloem

(…)

Wij in de tijd van afscheid
achterblijvend bij de vergiftigde zee.

(…)

Jij die ons in de duinen ’s nachts
voorbij draaft, in brons, in paniek,
onverzoend, rechtop.

Jij, pièce unique,
alle ongeboren vormen rouwen nu
om jou.

Hugo Claus

fragmenten uit ‘Roel D’Haese, Beeldhouwer (1921-1996)

Maart

Lamium purpureum - Paarse dovenetel
Lamium purpureum paarse dovenetel
staat in de zwarte tuin en bloeit
staat aan een voorjaar van water
vergeten een hard verleden.

Wind uit het zuiden plotseling zichtbaar
het nieuwe gras plotseling horen
de vogels in zwermen laag over
herkennend hun nesten en holen.

Niet weggeweest uit uw tuin beminde
de winters als sneeuw gesmolten
zwijgzaam geweten de purperen netel
teder de taal van vriendschap.

Aleidis Dierick in Gedichten voor een man

Vorig jaar op 19 maart: Vroegeling

In maart

Ringmus - Passer montanus. Foto: Sergey Jeliseev - Creative Commons License

Een koude, natte winterzonneschijn
een winderige dag in maart en klein
een grauwe mus op glansmetalen tak
heel stil, tot weer de wind zijn vleugel stak
dwars door den koud blank-ijzeren zonneschijn,
borstveren pluimen uit, zo donzig fijn
dat zij als hele kleine waaiers zijn.

Augusta Peaux in Nieuwe gedichten – 1926

De foto van de ringmus is van Sergey Yeliseev, en valt onder een Creative Commons License.

Maart

Ik houd van de tussenseizoenen,
van oktober, november, maart,
van oude en heel prille groenen
waarbij een rilling door je vaart.

Wanneer ooit ondanks het zonnenschijnen
de dag nooit geheel openklaart:
dan zie ik de lijnen verdwijnen
die hard hemel scheiden en aard.

O de wind dier tussenseizoenen
en de regen in ’t oog der maan
en de droom van duistere zoenen

gewisseld, zo bitter, als ’t waait,
door hen die hun lijdensweg gaan
terwijl innig de weerhaan kraait

van de min, o maagd der schorpioenen.

Johan Daisne in De Engelse groetenis – 1967

Februari

De hemel heeft een bleke tint
van geheimzinnig ongeboren leven
dat overal en nergens is.
Onzichtbaar heeft het zich geweven
door ’t fijne rag van hunkerende takken.
In wachtend water opent het zijn ogen,
glimlachend in het schaduwloze licht,
en ademt in de zwakke wind.
En langs de gevels van de huizen
rijst hoog boven de takken uit
de droom van het gezegend jaargetijde:
een hoopvol, aarzelend ontkiemen,
dat oplaait in een wervelende bloei
om daarna langzaam en bezonken vrucht te dragen.
Wie daartoe niet werd voorbestemd
dwaalt als een leeg omhulsel door de straten,
beschaamd, met een gebogen hoofd
en een verkleumd, vijandig hart,
dat talmt het voorjaar te begroeten.

Hannie Michaelis in De Gids – 1950

Gedicht Voor Land- en Tuinbouw

Ranunculus ficaria - SpeenkruidVoor het eerst een merel
horen zingen.
Het eerste wilde viooltje
gevonden.
De kastanjes in bloei.

Het eerste speenkruidbloempje
gezien.
De eerste zwaluw waargenomen.
Voor het eerst gegeten zonder
lamp.

Bloeiend klein Hoefblad
gevonden.
Voor het eerst een koekoek
gehoord.
Het eerste gras gemaaid.

De kersenbomen bloeien.
De peren in bloei.
De appels in bloesemtooi.
De eerste aardbeien.
De aalbessen rijp.

De kersen rijp.
De haver op het veld rijp.
De eerste peren.
De laatste maaltijd zonder
lamp.

De eerste appels.
De eerste druiven.
Het laatste bad in de open
lucht.
Het vertrek van de zwaluwen.

Het laatste gras gemaaid.
Voor het eerst de kachel aan.
De eerste rijp.
De laatste roos.
De eerste sneeuw gevallen.

J.A. Deelder

Vorig jaar op 13 februari: Salie….

Februari verlos ons

februari verlos ons
uit deze troosteloze kamers
waar we als dieren
ons nestelden
door de warmte
te week verwend

zachter reeds
glanzen dagen
sluipen nachten
door de winter
van eenzaamheid

haar oude stilte
nu verbroken
hunkert ingetogen
de diepe aarde

stemmen
vol zingende bloemen
kleuren voelbaar
het verwelkte licht der zon

Katelijne van de Hallen in Transparant

Sprokelmaent

Corylus avellana - Hazelaar
De Sprokelmaent braveert, en schaft patrijspasteien,
En lamsbout, en kalkoen, en rundervleesch, en speck:
Dees wapenen den buick met voorraat, voor gebreck,
Nu Vastenavont hem noch gunt zijn volle weien.
Al brast en zwelgt den buick; vergeef het hem dees reis:
Want veertigh dagen visch valt lastig voor zijn vleisch.

Joost van den Vondel, 1644