De Engelse naam van de brunel, self-heal, doet vermoeden dat dit plantje een belangrijk geneeskruid is (geweest).
Maar toch vind je tegenwoordig nog nauwelijks iets terug over het medicinaal gebruik van de brunel.
Volgens Mien Verdingh (in ‘Kris Kras Kruid‘) had het plantje ook nauwelijks medicinale toepassingen in de oudheid en de middeleeuwen, en dook het in de fytotherapie pas op vanaf de 16de eeuw. Mien Verdingh zegt nog, dat één van de volksnamen van brunel ‘godsheil’ zou zijn, en dat dat sloeg op de medicinale kracht. Op de website van het Meertens instituut vind ik echter geen enkele volksnaam terug die in deze richting gaat…
De brunel is een samentrekkend kruid, dat in Europa vooral als wondkruid zou zijn toegepast – al worden in de ‘Atrium Kruidenencyclopedie‘ ook bloedingen en overvloedige menstruatie als indicatie genoemd.