voor Haevy en Lenie op hun trouwdag
Het huis verlaten – Samen uit te lopen
de herfst in, te vergeten wie men was;
verrukt, verrukkend als de wind door hoge,
door koele ontoegankelijke bomen, –
regen te worden over wild gewas.
Als men dan thuis komt, moet men daar niet wezen.
En wil men zich herkennen, ’t is alleen
aan een vreemd gisten in elkanders leden,
een mengelend bewegen, wind en regen
over elkander door elkander heen
Ad den Besten – Tegen mijn verlies, 1957