Bodemgesteldheid

De eigenschappen van de bodem van je tuin worden bepaald door de grondsoort, de vochtconditie, de zuurtegraad, de voedselrijkdom en het humusgehalte.
Elk van deze factoren kunnen hun invloed hebben op de planten die er groeien…

Grondsoort

De grondsoort is één van de meest bepalende factoren voor de bodemgesteldheid, omdat de andere elementen er vaak minstens gedeeltelijk mee samenhangen. Een grondsoort wordt benoemd aan de hand van de afmetingen van de korrteltjes waaruit hij bestaat. Zandgrond heeft de grofste korrel (0.05 tot 2 mm), en vertoont daardoor weinig samenhang. Als je een handvol zand tot een worstje rolt, valt het meteen uit elkaar.
Leemgrond heeft iets fijnere korrel ((0.002 tot 0.05 mm), en vochtige leem laat zich wel tot een worstje rollen. Als je dat worstje buigt, zal het echter doormidden breken.
Kleigrond tenslotte heeft de fijnste korrel, kleiner dan 0.002 mm, en laat zich kneden als…. klei. Een worstje zal bij buiging dan ook niet breken.

Zandgrond

Zandgronden zijn lichte gronden, die regenwater snel laten doorsijpelen. Een zandgrond kan dan ook snel uitdrogen, zeker als de grondwaterstand laag is. Ook voedingsbestanddelen spoelen over het algemeen snel weg, en dit maakt van zandgronden arme gronden.
Een zandgrond kan je daarom eventueel verbeteren met humus, compost (die geen ‘mest’ is, maar een bodemverbeteraar). Een extra hoeveelheid organisch materiaal zorgt er immers voor dat de bodem niet alleen vocht, maar ook voedingsstoffen beter kan vasthouden. Laat zeker op zandgrond daarom zoveel mogelijk de strooisellaag onder bomen en struiken intact, en zorg voor een organische mulchlaag in je kruidentuin. Zelf kies ik er voor om in het voorjaar, wanneer ik de afgestorven plantendelen van het vorige groeiseizoen afknip, dat materiaal ter plaatse in kleine stukjes te knippen en het ter plekke te laten. Het ziet er misschien even niet zo netjes uit (hoewel ik dit niet storend vind als de stukjes hooguit 5-7 cm lang zijn), maar wordt al snel aan het gezicht onttrokken door het nieuw opschietend groen.

Voor de teelt van kruiden kan het zinvol zijn om op zoek te gaan naar mogelijkheden om de bodem plaatselijk wat kalkhoudender te maken. Zelf woon ik dus op zandgrond, in een boerderijtje, dat vroeger was gemetseld met kalkmortel. Toen we het huis renoveerden, heb ik alle mortel die we van de stenen van afgebroken muren bikten bewaard, en die later in één border van mijn kruidentuin ingegraven.
Die kalk komt heel traag in de bodem vrij, niet zoals landbouwkalk die je bv in boerenbond-winkels kan kopen, en die snel opneembaar is, maar
ook snel wegspoelt. In die border staan nu dus mijn kalkminnende kruiden. Ik wil hier overigens bij vertellen, dat vroegen geen enkele boer of tuinier er graten (nou ja) in zag, om de botten van een geslacht dier, of de graten van vis in de tuin in te graven, waar ze vervolgens ook fungeerden als calciumbron.

Een schelpenpaadje of een pad van dolomiet maakt ook dat de aarde net langs het pad langzaam maar zeker iets kalkrijker wordt, en hier kan je gebruik van maken bij de aanplant van bepaalde soorten…

Zandgrond warmt in het voorjaar bij zon snel op (vooral doordat hij relatief weinig water bevat), maar koelt ’s nachts vervolgens weer heel snel af. Hierdoor komt de groei van de gewassen in de lente vaak iets vroeger op gang dan op leem- en kleibodems, maar maakt dat ze vervolgens meer kwetsbaar zijn voor nachtvorst.

Leem- en kleigrond

Deze gronden houden water en voedingsstoffen veel beter vast dan zandgrond. Ze warmen minder snel op dan zandgronden, en drogen bijna nooit volledig uit. Ze zijn echter vaak erg zwaar om te bewerken.
Daarom zijn ook deze gronden vaak gebaat met een compostgift, omdat die de bodem ‘hanteerbaarder’ maakt. Voor veel (mediterrane) kruiden is leem en klei eigenlijk wat al te vruchtbaar, en vaak moet je er voor kiezen om hier forse hoeveelheden rivierzand met de klei te mengen, wil je vermijden dat je kruiden zich ‘doodgroeien’.
Sommige ‘kleituiniers’ kiezen voor kruidenteelt in potten omdat hun bodem eenvoudig te vruchtbaar is voor heel wat kruiden. Je zou echter ook kunnen kiezen om (zeker als er iets van helling in je tuin voorhanden is) een ‘rotstuin’ aan te leggen, waar tussen de rotsen veel minder substraat aanwezig is dan in volle grond. Opnieuw zijn het vaak net de mediterrane kruiden die zich op zo’n plek goed kunnen voelen (zie ook microklimaat).

Zandleemgrond

Deze grondsoort (die je in België vooral vind in het zuiden van West- en Oost-Vlaanderen, en de westelijke helft van Vlaams en Waals Brabant) is op vlak van waterhuishouding en voedselrijkdom de meest evenwichtige. Landbouwers beschouwen deze gronden over het algemeen als zeer vruchtbaar, en ook voor sierteelt is de bodem zeer geschikt, omdat zowel de planten van de armere zandgrond als van de rijkere leemgronden er goed kunnen gedijen. Ook in de teelt van kruiden biedt deze grondsoort de meeste mogelijkheden.

De vochtconditie

Voor de teelt van de meeste keukenkruiden heb je een vochtige of frisse bodem nodig, met een paar droge hoekjes voor de mediterrane kruiden. Voor sommige medicinale kruiden zijn echter nattere gronden ook welkom.

Op basis van de vochtigheidsgraad onderscheiden we de volgende bodemsoorten:
Droge bodem: hellingen, vooral op het zuiden georiënteerd, grondstroken aan de voet van hoge bomen en in de regenschaduw van muren.
Frisse bodem: een lichte bodem, die echter nooit volledig uitdroogt. Het gaat dan bijvoorbeeld om zand- en zandleemgronden waarin een redelijk hoeveelheid humus aanwezig is, en die daardoor toch steeds iets vocht kan vasthouden, of diezelfde gronden op plaatsen met een relatief hoge grondwaterstand.
Vochtige bodem: een normaal vochthoudende bodem. De meeste goedbewerkte moestuingronden vallen in deze categorie. De grond bevat voldoende leem- en kleideeltjes, en voldoende organisch materiaal om vocht vast te houden.
Wisselnatte bodem: deze bodem vind je in natte weilanden, broekbossen… maar ook soms in tuinen wanneer de bodemstructuur daar ernstig verstoord is door bv zware bouwmachines. De grond is in de winter drassig, maar in de zomer goed betreedbaar.
Natte of drassige bodem: Deze ‘moerasgrond’ zal je in een tuin nauwelijks aantreffen, tenzij kunstmatig aangelegd in de buurt van een vijver.

De zuurtegraad

De meeste tuingronden hebben een zuurtegraad tussen 4 (zuur) en 8 (zwak basisch). De pH van zandgronden ligt over het algemeen iets meer naar de zure range, terwijl kalkhoudende bodems eerder basisch zijn.
Over het algemeen ben ik er geen voorstander van om in een siertuin de pH van de bodem kunstmatig te gaan beïnvloeden. In de eerste plaats omdat dat een werk is waar je nooit mee klaar bent, in de tweede plaats omdat ook bodems met een uitzonderlijk zure (bv aan de rand van een beukenbos, veengrond) en uitzonderlijk basische gronden (bv in de duinen) hun eigen specifieke flora kennen, die vaak heel wat zeldzame planten bevat. Een tuin op zo’n plek met ‘pH-specifieke planten’ is niet alleen ecologisch heel erg waardevol, maar is op de duur ook onderhoudsarm want ‘in evenwicht’ (dit geldt natuurlijk ook voor de plantenkeuze ten opzichte van de andere tuinkarakteristieken).

In de ‘nutstuin’, en dat is de kruidentuin immers ook, moet je soms wel concessies doen aan deze ecologische principes, en moet de zuurtegraad soms toch enigszins worden beïnvloed. Zoals eerder genoemd, kan je de zuurtegraad eventueel verlagen (zuurtegraad verlagen = pH verhogen, dus minder zuur maken) door onder andere het ingraven van kalkhouden bouwpuin in een border. Ook langs paden van dolomiet of schelpengruis is de bodem meer kalkhoudend en dus minder zuur.
Een zuurdere bodem kan je bekomen door compost van eiken- en beukenblad te gebruiken, of een mulch van dennenschors.

Het humusgehalte

Het humusgehalte is wellicht het aspect van je bodem dat je op de kleine schaal van je tuin het best onder controle kan krijgen. Humus bestaat uit allerhande dood organisch materiaal, dat door een hele reeks organismen in de bodem wordt afgebroken tot hele kleine deeltjes.
Humus vormt daardoor enerzijds een reservoir aan plantenvoedsel dat heel traag ter beschikking komt, anderzijds verbetert het ook het vochtvasthoudend vermogen van de bodem.

Je kan, door de jaren heen, een droge of arme bodem daarom gevoelig verbeteren door zeer consequent elk jaar een compostgift aan te brengen, of door ervoor te zorgen dat de bodem altijd bedekt is met een organische mulchlaag.
Denk er in het laatste geval wel aan dat bijvoorbeeld een mulch van boomschors (die immers meestal van dennen afkomstig is) de zuurtegraad van de bodem op ongewenste wijze kan beïnvloeden.

Deze buttons respecteren je privacy (zie info):

3 thoughts on “Bodemgesteldheid

  1. Hallo Anne,
    Ik wil een kruidentuintje aanleggen in de volle grond.
    Nu zijn er erg veel slakken in mijn tuin hoe houd ik ze van mijn kruiden vandaan?
    Ik heb al eens een poging ondernomen om een aantal kruiden te planten maar zij kregen de kans niet om te groeien, de slakken waren er erg snel bij.
    vooral basilicum vinden de slakken erg lekker,maar ik ook.

    Hopelijk heb je een tip voor me

    Hartelijke groet Ria

    1. Escar-go is één mogelijkheid, Nemaslug een andere.
      Maar wat nog het meest milieuvriendelijk is: kweek je planten op in een totaal beschermde omgeving waar echt geen slakken zitten (bv in potjes met -liefst turfvrije- potgrond), en plant ze pas uit als het al hele stevige planten zijn. Slakken lusten immers vooral heel jong blad)
      Overigens: om basilicum in volle grond te planten is het nu echt nog veel en veel te vroeg: die plant legt het loodje bij temperaturen onder de 5°. Ik kweek basilicum daarom hoofdzakelijk in de serre, en plant die daar pas eind april.

  2. Mooie, informatieve blog Anne. Ik ben benieuwd: ik ben een fervent kruidenfan, en we willen in onze tuin een vijver aanleggen. Zijn er dan nog dingen waar ik rekening mee moet houden? En heeft een natte of drassige grond voordelen?

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.