Categorie: Medicinaal gebruik – Medical uses

Wilgenroosje

WilgenroosjeHet wilgenroosje is een plant die ik eigenlijk al mijn hele leven ken. Als kind vond ik het een erg mooie bloem: zo groot, zo roze… maar in de loop van de jaren ging het steeds meer een doodgewone plant worden… opslag op braakliggende velden, na brand of na het kappen van bos. Niks bijzonders, en dus de moeite van het bekijken nauwelijks waard.
Tot ik de plant een paar jaar geleden herontdekte, en de schoonheid van de bloemen zag… Ja, als je die plant nog eens van uit de verte ziet, ga er dan eens wat dichter bij, ga door je knieën (hoewel… soms groeit de plant tot manshoog), en bekijk de afzonderlijke bloemen eens…

Ik hoorde overigens ooit een mooi verhaal over het wilgenroosje, een verhaal om aan kinderen te vertellen als je op een wandeling langs een open plek in het bos plots een groep wilgenroosjes ontwaart, het verhaal over hoe het wilgenroosje ontstaan is:

Er leefde eens een groep elfen onder een struik met roze rozen. Niet ver daarvandaan, in de holle stam van een oude knotwilg, woonde een kabouterfamilie. Erg veel gingen die wezens niet met elkaar om, maar toch gebeurde op een keer het onvermijdelijke: een elfenjongen en een kaboutermeisje werden hartstochtelijk verliefd op elkaar. Ze wilden niets liever dan met elkaar trouwen, maar ondanks ruzies, ondanks smeken, ondanks vleierijen, bleven beide families aanvankelijk onverbiddelijk: elfen en kabouters trouwen niet met elkaar, punt uit.Chamerion angustifolium - Wilgenroosje Kaboutermeisje en elfenjongen bleven mekaar stiekem ontmoeten, tot op een bepaald ogenblik de stamoudsten van beider families met elkaar in conclaaf gingen… Besloten werd dat als de twee geliefden er echt voor wilden kiezen om met elkaar verder te gaan, dat dit zou worden toegestaan, maar dat die keuze zou inhouden dat ze voorgoed hun elfen- en kaboutergedaante zouden verliezen. En zo kwam het, dat uit de liefde van het kaboutermeisje en de elfenjongen een nieuwe plant ontstond, die bloemen droeg in de kleur van de rozen op de rozenstruik van de elfenfamilie, en de smalle blaadjes en het zaadpluis als de wilg waar de kabouters hun stamhuis hadden…

Op medicinaal vlak is het wilgenroosje een plant die weinig bekendheid geniet. In ‘King’s American Dispensatory‘, een boek uit 1898, wordt in dit verband al gezegd:

“Wilgenroosje heeft als medicinale plant nooit een hoge status bereikt, zoals wel vaker het geval is met medicijnen die niet giftig zijn, of waaruit scheikundigen de actieve stof nog niet hebben kunnen isoleren. Maar dat de plant op medicinaal vlak weinig aanzien geniet, is niet haar fout, want voor zomerse buikgriepjes is het vaak een remedie die haar gelijke niet kent.”

Ook Henriette Kress noemt in haar blog met name darmproblemen (o.a. tgv Candida) als een belangrijke indicatie voor wilgenroosje.
Bij Geert Verhelst daarentegen komt het gebruik bij diarree en andere darmklachten pas op de laatste plaats. Voor hem is wilgenroosje vooral een ontstekingswerend kruid met een ontzwellend effect op de prostaat, en komt benigne prostaathypertrofie en de ermee gepaard gaande plasproblemen daarom als indicatie op de eerste plaats. Dit gebruik van wilgenroosje is nog niet zo heel oud. Ik meen te weten dat in de literatuur Maria Treben de eerste geweest is die het kruid om die reden heeft aanbevolen, al geeft zij de voorkeur aan de verwante soort Epilobium parviflorum (viltige basterdwederik).
Ook Bruno Vonarburg geeft dezelfde indicatie, en ook volgens hem zou de viltige basterdwederik toch de meest werkzame soort zijn. Het is trouwens niet zo gek dat deze auteur beide planten in één adem vermeldt: Viltige basterdwederik (Kleinblütiges Weidenröschen) en het Wilgenroosje (Schmalblättriges Weidenröschen) werden botanisch tot enkele jaren geleden allebei tot het geslacht Epilobium (Basterdwederik) gerekend. Pas vrij recent werd het wilgenroosje in het geslacht Chamerion ondergebracht. De geslachten Epilobium en Chamerion zijn op medicinaal gebied echter heel vergelijkbaar, en Henriette Kress raadt aan de soort te gebruiken die in jouw buurt het meest voorkomt.

Zoals uit het citaat uit King’s American Dispensatory al kan blijken, is wilgenroosje een erg veilig kruid. Zelfs Geert Verhelst noemt geen enkele nevenwerking of contra-indicatie. Wel vermeldt hij een mogelijk interactie met medicijnen tegen BPH (goedaardige prostaathypertrofie), en is dus in die gevallen controle van een arts zinnig.

Mariadistel – gebruik

Mariadistel als groente

mariadistel1Vroeger was de Mariadistel behalve een geneeskruid ook een moesplant, een groente. Dat kunnen we ons nu nauwelijks voorstellen, een plant met zulke taaie, prikkende blaren, dat die nog gegeten werd ook… Toch heb ik al van mensen gehoord, dat ze met een schaar de stekels van de bladeren knippen en die dan eten…
In ‘Het grote boek van de vergeten groenten‘ blijkt trouwens dat vrijwel de gehele plant kan gegeten worden:
– De bladeren kunnen jong rauw in salades worden gegeten (dan dus wel met die stekels weggeknipt veronderstel ik!)
– Oudere bladeren worden gestoofd als spinazie of kardoen.
– De bloemknoppen worden geoogst zoals artisjokken, en de bloembodems worden dan gegeten, die zouden een honingachtige smaak hebben.
– Je kan de wortels oogsten op het ogenblik dat de planten in bloei komen, en die verwerken in stoofschotels. De smaak zou lijken op die van schorseneren
– En tenslotte kan uit de zaden een fijne olie worden geperst, of ze kunnen worden vermalen en het meel kan aan brooddeeg worden toegevoegd.

Tja, ik zou het jammer vinden om de wortels te gebruiken, omdat je dan niet kan genieten van de bloei van de plant, en ook geen zaden krijgt, en de zaden, die zaai ik liever uit (ik heb trouwens nog nooit zo’n grote hoeveelheden geoogst dat ik die in een gerecht zou kunnen toepassen.)… Maar misschien dat ik toch eens een paar bladeren met andere bladgroenten ga meestoven…

Medicinaal gebruik van Mariadistel

Het medicinale gebruik van Mariadistel is volgens mij beter bekend dan die als groente. Medicinaal zijn het dus vooral de zaden die gebruikt worden. De zaden bevatten als belangrijke inhoudstoffen Silymarine (een verzamelnaam voor een mengsel van flavanol-afgeleiden), flavonoïden, wat bitterstoffen, etherische olie en Vitamine E.
Het is vooral dit silymarine dat verantwoordelijk is voor de belangrijkste eigenschap van de Mariadistel, namelijk haar beschermende en herstellende werking op de lever.

Het kruid kan met succes worden ingezet bij leverschade door verschillende toxische stoffen zoals alcohol.
In België zijn op dit ogenblik twee geneesmiddelen geregistreerd als hepatoprotectief, namelijk Legalon en Legalon-sil. Het eerste bevat als werkzame stof het silymarine, het andere bevat enkel silibinine (een van de afzonderlijke stoffen uit het silymarine-mengsel), en beiden zijn vervaardigd uit de zaden van de Mariadistel. (Enkel op doktersvoorschrift verkrijgbaar.)

Vaak wordt gezegd dat silymarine zelfs levercirrhose – een als onomkeerbaar beschouwde aandoening – kan herstellen. Dit laatste is dubieus, wanneer echt sprake is van cirrhose is mariadistel wel in staat de levensduur te verlengen, maar een werkelijk verdwijnen van de cirrhose is niet waarschijnlijk. In de voorstadia (alcoholische leversteatose – leververvetting) is herstel wel mogelijk, mits gepaard met absolute alcoholstop.
Maar ook – en wellicht is dit het best bekend – bij vergiftiging door de groene knolamaniet (een paddestoel die wel eens met een champignon wordt verwisseld, maar die dodelijk giftig is) is Mariadistel werkzaam. Het silymarine of silibinine wordt in die gevallen intraveneus toegediend, en uit gevalsstudies lijkt aannemelijk dat patiënten die met deze stoffen behandeld worden een grotere overlevingskans hebben.

Het hoeft geen verwondering te wekken dat de medicijnen die ik hierboven noemde, ontwikkeld zijn in Duitsland (een land met toch nog steeds een stevige fytotherapeutische traditie), en dat het gebruik ervan in de VS (waar de medische autoriteiten – nog- terughoudender staan tov kruiden dan in Europa) door de FDA niet is toegestaan. Toch lijkt ook daar de situatie wat te veranderen, en loopt er nu ginds een meerjaren studie naar het effect van (oraal) legalon bij de behandeling van hepatitis.
En recent kwam er een verhaal in het nieuws, over een familie uit Santa Cruz, Californië, waarvan zes leden vergiftigd raakte door het eten van in het wild geplukte paddenstoelen. Voor het eerst hebben artsen toen de toestemming gekregen om – met hoge spoed – Legalon in te voeren vanuit Duitsland. Het hele verhaal, op zijn Amerikaans geschreven en te lezen als een thriller, vind je in de lokale krant.

Mariadistel – Silybum marianum

Gisteren het ik een aantal van de mariadistels die her en der in mijn tuin te voorschijn komen, in potjes gezet – kwestie van enkele mensen blij te maken.

De Mariadistel is een éénjarige plant, die medicinaal erg waardevol is, maar waarvan de sierwaarde naar mijn smaak nog wat miskend is. Ik moet zeggen, ik heb zelf ook even moeten wennen… in eerste instantie kwamen die wit-en-groen gevlekte bladeren mij een beetje kunstmatig over, niet helemaal ‘passend’ in mijn wilde tuintje, maar ik ben intussen helemaal ‘om’.
Mariadistel - Silybum marianumMaar ook in een meer klassieke tuin verdient de mariadistel zeker een plekje, bijvoorbeeld achteraan in de border: een statige plant, tot anderhalve meter hoog, met stevig, leerachtig groenglanzend blad met een witte tekening.

Het is een éénjarige plant, die dus elk jaar opnieuw moet gezaaid worden. Je kan de zaden (die de grootte hebben van een tarwekorrel) verzamelen wanneer ze rijp zijn, of je kan de plant zichzelf laten uitzaaien. Doordat de zaden groot en dus vrij zwaar zijn, komen ze meestal niet ver van de moederplant terecht. Je moet dus niet, zoals bij sommige andere vrolijk zaaiende éénjarigen na een jaar in heel je border op zoek naar zaailingen. Ik ga er van uit, dat de natuur het best weet wanneer het ideale zaaitijdstip valt, en dat dus zaaien op het ogenblik dat de natuur dat ook doet zeker geen kwaad kan.

Op de medicinale waarde kom ik een volgende keer nog terug (ik wil immers graag een excuus om nog een fotootje van een mariadistel te laten zien), maar vandaag nog een puntje dat mij tot nu toe niet bekend was: Al surfend kwam ik op een site terecht waar de mariadistel als ‘noxious weed’ beschreven werd.
Het is natuurlijk niet ongewoon, dat een plant die terecht komt in een streek waar het van nature niet voorkomt, zich daar op een bepaald ogenblik invasief gaat gedragen, maar dat dit ook voor Mariadistel gold was mij volkomen onbekend. Hier en daar echter is het een vreselijk vervelend akkeronkruid, dat grote delen van de oogst verloren doet gaan.
In de discussie die zich ontspon op de betreffende site, gaf iemand op een bepaald ogenblik aan, dat in een streek in Pakistan van de tarweoogst 30-40 % verloren kan gaan door de groei van mariadistel, en bij voldoende vochtig weer zelfs tot 100%. (Wat dat laatste betreft: in mijn tuin is de mariadistel dit rijkelijk laat ontkiemd… meestal is dat in april, dit jaar zijn de zaailingen pas de voorbije week te voorschijn gekomen.)

Belofte maakt schuld… Medicinaal gebruik van het herderstasje.

Tja, een beetje later dan gepland…¦
Ik heb nog steeds behoefte aan een agenda van elastiek, je weet wel, zo één waar je activiteiten aan kan blijven toevoegen, zonder dat je het te druk krijgt¦

Maar ik ging het toch over het Herderstasje hebben?
Ik vertelde in mijn verhaaltje over de naamgeving al, dat het herderstasje in het verleden ook wel bloedkruid werd genoemd, omwille van zijn samentrekkende eigenschappen en het daaruit volgende gebruik bij bloedingen. En ook tegenwoordig wordt het herderstasje vooral gebruikt bij bloedingen. Het kruid wordt onder andere toegepast bij inwendige bloedingen zoals menoragghieën (overvloedig menstrueel bloedverlies) en metroragghieën (baarmoederbloeding die geen verband heeft met de menstruele cyclus), maar ook bij uitwendige bloedingen zoals een bloedneus of bloedend tandvlees. En in het verleden was het vertrouwen in de bloedstelpende kwaliteiten van het herderstasje wel heel groot. Men geloofde dat een bloeding uit het rechterneusgat gestopt kon worden door een herderstasjes-plant in de linkerhand te houden en omgekeerd.
Daarnaast heeft het herderstasje net zoals bijvoorbeeld meidoorn een regulerend effect op de bloeddruk: het verlaagt een te hoge, en verhoogt een te lage bloeddruk. (Maar gebruik het kruid bij de behandeling van bloeddrukproblemen enkel onder dokterstoezicht!) Ook stimuleert het de bloedsomloop, en kan daarom een toepassing krijgen bij spataderen en zware benen als gevolg daarvan.
Het herderstasje is vochtafdrijvend, en een urinair antisepticum, maar dit zijn zeker geen belangrijke indicaties van het kruidje.

Er zijn weinig bijwerkingen of contra-indicaties bekend voor het herderstasje, maar het gebruik wordt ontraden tijdens de zwangerschap omdat het eventueel contracties kan opwekken. (Na de bevalling kan het dan wel weer nuttig zijn, bv bij post-partum bloedingen.)
Net zoals bij veel andere kruiden is wel enige voorzichtigheid geboden bij de combinatie met bepaalde geneesmiddelen. Zeker wanneer je medicijnen gebruikt tegen hartritmestoornissen, bepaalde plaspillen, digitalis-preparaten en theophylline (gebruikt bij asthma) moet je met je arts overleggen. Theoretisch kan er ook interactie zijn tussen herderstasje en medicijnen gebruikt bij de behandeling van lage bloeddruk, of bij MAO-remmers (een bepaald soort, relatief weinig gebruikte anti-depressiva. Als je deze antidepressiva gebruikt zal je steeds gewaarschuwd worden dat je geen voedsel mag gebruiken dat tyramine bevat, zoals noten en oude kaas. Ook herderstasje bevat een beetje tyramine, maar die hoeveelheid zal over het algemeen verwaarloosbaar zijn.)
Ik wil met deze laatste toevoeging, over problemen bij het combineren van kruiden met geneesmiddelen, geen paniek zaaien, maar er wel even op wijzen dat wanneer kruiden gebruikt worden omwille van hun medicinale werking (en je dus over het algemeen dagen lang hetzelfde kruid gebruikt), je er toch rekening mee moet houden dat je niet altijd straffeloos kruidengeneesmiddelen en andere geneesmiddelen door elkaar mag gebruiken. ‘Natuurlijk’ betekent niet perse onschadelijk.
Vooral mensen die bloedverdunnend middelen gebruiken moet zich goed realiseren dat veel kruiden (niet het herderstasje) niet goed samengaan met die medicijnen, en dat ze als ze kruiden toevoegen aan hun bloedverdunners, ze hun arts daarvan op de hoogte moeten brengen en eventueel hun bloedstolling extra moeten laten controleren!

Foto: Fried Kampes ©.
Let op: op de foto bij dit artikel is geen Creative Commons Licentie van toepassing, maar geldt het gewone copyright.

Fragaria vesca – bosaardbei



Fragaria vesca – bosaardbei
Originally uploaded by AnneTanne.

Jawel hoor… de eerste bosaardbeitjes in de tuin bloeien al (net zoals trouwens de eerste meidoornbloemetjes!).
Ik denk dat iedereen het met me eens durft zijn, dat die bosaardbeitjes toch eigenlijk veel meer smaak hebben dan hun reusachtige soortgenoten uit de supermarkt (vooral als die – allicht nog niet helemaal rijp – ergens ver weg geplukt zijn en hier zijn ingevoerd in een seizoen dat je helemaal geen aardbeien hoort te eten.)
Lees verder “Fragaria vesca – bosaardbei”

Echinacea purpurea en immuniteitsproblemen

(Ik pronk weer met geleende veren: de foto van vandaag is van ‘Zeitspuren‘, en is gepubliceerd onder een Creative Commons Licentie)

Vandaag werd ik er door iemand op attent gemaakt dat in mijn oude artikel over Echinacea purpurea, ik met geen woord rep over de risico’s van dit kruid bij auto-immuunziekten en andere immuniteitsproblemen.
Die opmerking is inderdaad volkomen terecht, en daarom maak ik het hier alvast even goed. (Op de site wordt de tekst ook aangepast, maar ik ben – zoals is al eerder vertelde – achter de schermen met een grondige restyling en hier en daar ook tekstuele herwerking bezig, en het zal daardoor even duren voor de wijzigingen zichtbaar worden…)

Hoewel Echinacea gewoonlijk beschouwd wordt als een veilig kruid, is voorzichtigheid echt wel geboden in een aantal omstandigheden waarin de immuniteit onderdrukt of anderszins aangetast is.
Enerzijds kan je hierbij denken aan patiënten wier immuniteit ‘kunstmatig’ onderdrukt wordt, bijvoorbeeld na een transplantatie.
Anderzijds gaat het om mensen die een auto-immuunziekte hebben, zoals bijvoorbeeld Lupus … Maar ook sommige schildklieraandoeningen (ziekte van Hashimoto) kunnen een auto-immuuncomponent hebben.
Geert Verhelst noemt als verdere contra-indicaties ook andere evolutieve systemische aandoeningen zoals bv Multiple Sclerose, en ziekten als tuberculose, leukose, kanker en leukemie, AIDS/HIV, en nieraandoeningen

Paul Bergner, een bekend kruidendeskundige, komt in een artikel ‘Cautions with echinacea in auto immune disease?’ terug op zijn eigen bewering van een half jaar eerder. Hij had toen in een boek over de geneeskracht van Echinacea en Canadese geelwortel (Goldenseal – Hydrastis canadensis) gezegd dat hij na grondig onderzoek tot de conclusie was gekomen dat Echinacea echt niet zo gecontra-indiceerd was bij auto-immuunaandoeningen. Een half jaar later schrijft hij (mijn vertaling): “De beste clinici zijn steeds bereid om hun woorden, of hun vroegere overtuigingen, in te slikken als de reële ervaring met patiënten die tegenspreekt en een patiënt erdoor benadeeld wordt, en dat moet ik nu dus ook doen.”
Binnen twee maanden na de publicatie van dit boek werd de man geconfronteerd met twee patiënten wiens auto-immuunziekte duidelijk verergerde na het starten van Echinacea, en met een derde wiens ziekte extreem opflakkerde binnen de 24 uur na het starten van een behandeling met het kruid.

Opnieuw blijkt hiermee, dat kruiden krachtige middelen kunnen zijn, en dat ‘het is natuurlijk’ daarom niet betekent ‘het is onschadelijk’…
Maar, ondanks het bovenstaande, blijft gelden, dat Echinacea over het algemeen een kruid is dat voor heel veel mensen zinnig is als een ‘boost’ voor het immuunsysteem…

Maar precies mensen die problemen hebben met hun immuunsysteem, moeten zich dus vooraf grondig informeren.

Als je kruiden gebruikt als geneesmiddelen, ga er dan ook mee om als met geneesmiddelen. Als een arts je vraagt, of je nog andere medicijnen gebruikt dan wat hij/zij je voorschrijft, noem dan ook de kruiden die je gebruikt…. (OK, ik weet het, veel artsen zijn niet echt op de hoogte van de eventuele werking/bijwerkingen/interacties van kruiden, maar er zijn er wellicht meer dan je denkt die er wel – minstens een klein beetje – over weten… en ze zitten vaak dichter bij de bronnen om er iets over te kunnen opzoeken…)

Primula veris – Gulden sleutelbloem

Primula veris - gulden sleutelbloem

Een paar dagen geleden vertelde ik al over de gulden sleutelbloem, Primula veris,maar vandaag toch maar weer een aanvulling. (Overigens, er stonden in dat vorige stukje een paar domme fouten, waar ik door de commentaar van Rob op attent werd gemaakt. Intussen dus gecorrigeerd).

Ik was zonet een paar boeken over ‘volkse’ kruidengeneeskunde aan het doorbladeren (‘Le livre des bonnes herbes’ van Pierre Lieutaghi, ‘Plantes et savoir ancestral’ van Josette Ganioz-Zufferey), en vind daar de gulden sleutelbloem beschreven onder de naam ‘Primula officinalis’. Rob zal allicht kunnen vertellen of dit inderdaad het plantje vroeger inderdaad onder die naam geclassificeerd werd.

Lees verder “Primula veris – Gulden sleutelbloem”

Sleutelbloemen in soorten en maten…

Jacob van Maerlant (ca 1225-na 1291) schreef het al in zijn ‘Der Naturen Bloeme’:

Primula dats een kruut
Tierste dat te lentin coemt uut,
Ende taleerst dat bloemen draghet.
Dit cruut, alsmen ons bhewaget,
Ghedronken met roeden wine,
dats volmaeckte medicine
Ghedroncken in alre noet
Jegent swaer even groet.

Primula vulgaris

Vanmorgen zag ik dat de eerste Gulden sleutelbloemen (Primula veris) in mijn bloemenweitje stilaan gaan openkomen… Nog een paar uurtjes zon, en ze staan wijd open.

De Stengelloze sleutelbloem (Primula vulgaris) hiernaast is er een neefje van, die ik een maand geleden in Zwitserland al vond bloeien.

Zoals aan heel wat voorjaarsbloemen wordt aan de Sleutelbloem een bijzondere kracht toegekend. In sommige plaatsen in Duitsland geloofde men dat Sleutelbloemen in huis geluk brengen; elders bij onze Oosterburen ging men er van uit dat men met een Sleutelbloem die in de Kerstnacht bloeit, de ‘sleutel’ tot het vinden van een schat in handen heeft. Er bestaan trouwens heel wat legenden rond dit thema…
In Engeland werd de Sleutelbloem in verband gebracht met de vruchtbaarheid van kippen en ganzen (zou de dooiergele kleur van de Gulden sleutelbloem daar iets mee te maken hebben?). Als men niet zorgde minstens 13 Sleutelbloemen te plukken en binnenshuis te brengen, zouden de vogels slecht leggen, zo geloofde men in Norfolk. En in Dorset vreesde men zelfs dat alleen al het kijken naar vroege sleutelbloemen er toe zou leiden, dat broedende kippen weinig kuikens zouden krijgen.

In de loop der tijd zijn Sleutelbloemen voor tal van geneeskrachtige toepassingen gebruikt, al rept Dodoens in 1554, drie eeuwen na Van Maerlant daar nauwelijks over. Hij schreef: “Die Sleutelbloemen worden heden daechs met meer andere cruyden in spijsen ghebruyckt / maer in der medecynen en hebben zy gheen sonderlinghe ghebruyck oft cracht die te achtene zijn.” In een herdruk van zijn boek een eeuw later, staat echter te lezen: “Men heetse (deze kruyden) somtijds paralysis omdat sy so krachtigh zijn om den weedom van den leden ende van de zenuen te versoeten.”

Geert Verhelst noemt vooral expectorerende, mucolytische en secretolytische eigenschappen van het kruid (de Gulden sleutelbloem in dit geval), door de aanwezigheid van saponinen, etherische olie en fenolglycosiden. Dit betekent dus dat slijmen meer vloeibaar, minder taai worden, en daardoor gemakkelijker kunnen worden opgehoest.
Het kruid wordt dus bijvoorbeeld toegepast onder vorm van een tinctuur van de wortel (die het hoogste gehalte aan saponinen bevat), bij vormen van hoest waarbij taaien slijmen moeten gelost en opgehoest worden (niet bij krampachtige vormen van hoest, zoals bijvoorbeeld bij astma).

Alle Sleutelbloemen zijn in ons land erg zeldzaam en (dus) beschermd… Als je ze dus al in het wild zou vinden, oogst ze dan zeker niet, maar ga op zoek naar een leverancier van zaai- of plantgoed van het kruid. (Er zijn massa’s cultivars in de handel, maar ik vind de wilde vorm een plekje in de siertuin meer dan waard…)
De manier waarop Sleutelbloemen hun zaden verspreiden, is een typisch voorbeeld van ‘windstrooiing’. Als de bloem is uitgebloeid, gaat de bloeistengel verdikken en min of meer verhouten. De stengels worden ook nog iets langer en richten zich op. Wanneer de vrucht rijp is, springt die open. De wind of passerende dieren doen de ‘strooibusjes’ op hun steeltjes heen en weer bewegen, en de zaden worden langzaamaan uitgestrooid. Behalve vermeerdering door zaad kan de plant zich ook vegetatief vermeerderen door de vorming van nieuwe rozetten.

 

Barbarakruid – Barbarea vulgaris

Barbarea vulgaris, Barbarakruid. Foto: AnneTanne, Creative Commons LicenseBarbarakruid is een plantje dat in deze tijd van het jaar meestal makkelijk te vinden is. Het is een – vooral op vochtige bodem – vrij algemeen voorkomend kruidje, maar omdat ik in de toch wat drogere Kempen woon, blijft zijn aanwezigheid in mijn tuin steeds tot een tiental plantjes beperkt. We kregen ons eerste plantje jaren geleden op onze trouwdag, van een vriend die in zijn Lusthof dit kruidje en talloze andere ongewone groenten teelt.

Lees verder “Barbarakruid – Barbarea vulgaris”

Gember – Zingiber officinale / inhoudstoffen en tinctureren

Onlangs kreeg ik de vraag: “Kunt u mij zeggen onder welke inhoudstoffen Gember valt en kan men hier best een tinctuur van maken?”

Gember wordt in China al duizenden jaren medicinaal gebruikt. Er bestaan documenten uit de vierde eeuw voor onze tijdrekening, waaruit blijkt dat het voor talrijke indicaties werd gebruikt: maagpijn, diarree, misselijkheid, cholera, bloedingen, reuma, tandpijn…
In het westen werd het eind 19de Eeuw gebruikt omwille van zijn eetlustopwekkende, zweetdrijvende, spijsverteringsbevorderende eigenschappen.
Momenteel zijn vooral de volgende indicaties voor Gember onderzocht: gebruik bij reisziekte, bij misselijkheid en braken (ook hyperemesis gravidarum – zwangerschapsbraken), en bij ziekte die met (niet infectieuze) ontstekingen gepaard gaan zoals bijvoorbeeld reumatoïde arthritis.

Voor die eigenschappen zijn een lange reeks actieve ingrediënten verantwoordelijk. Ginger constituents geeft een mooi overzicht van de verschillende indicaties van Gember, met telkens de verantwoordelijke inhoudstoffen voor die specifieke werking.
Gember bevat tot 50% zetmeel, 9% proteïne, 6-8 % lipiden (zowel triglyceriden, fosfatidylzuur, als vrije vetzuren), een protease. Voor de medicinale werking is wellicht vooral het hoge gehalte aan vluchtige oliën belangrijk (die fractie is weer in tientallen verschillende stoffen onder te verdelen, waarvan vooral de sesquiterpenen belangrijk zijn: bisaboleen, zigiberine, zingiberol), en daarnaast de aromatisch fenolen (niet-vluchtige geurige stoffen), waarvan de gingerolen de belangrijkste fractie vormen. In oudere (=langere tijd bewaarde) wortels wordt een deel van de gingerolen omgezet in shogaolen. De gingerolen zouden vooral ontspannende en verwarmende eigenschappen hebben, terwijl de shogaolen daarnaast ook nog ontstekingsremmend en weerstandsverhogend zouden zijn.

Wat het tweede deel van de vraag betreft, hierop blijft mijn antwoord summier: ik heb zelf geen ervaring met het maken van een tinctuur van gember. Dit is een kruid dat ik bij voorkeur ‘rechtstreeks’ gebruik als toevoeging aan de maaltijd of meegeraspt in een groentensap. Je vind een basisrecept voor een tinctuur in de Kruidenmand. Wanneer ik zou overwegen om een tinctuur te maken van Gember, zou ik wellicht in de recipiënt van mijn sapcentrifuge een hoeveelheid alcohol doen, en vervolgens de gember daarin raspen. De reden om het zo te doen, is het hoge gehalte aan etherische oliën. Wanneer je de wortel raspt, vervliegen de vluchtige stoffen snel. Daarom wil ik het geraspte kruid zo snel mogelijk in de alcohol onderdompelen, om zoveel mogelijk actieve stof te bewaren…
Een tinctuur is inderdaad een geschikte bereiding met gember, omdat zowel de etherische oliën als de niet-vluchtige werkzame stoffen goed oplosbaar zijn in alcohol.

’n Kruidige groet,