Categorie: Geschiedenis/folklore – History/folklore

Roosmarijn

Rosmarinus officinalis
Rosmarinus officinalis
“In de winter moet hij wel afgedekt worden”, schrijven De Kleene en Lejeune over de Roosmarijn in hun ‘Compendium van rituele Planten in Europa’. En zo’n zinnetje maakt dan, dat ik me ga afvragen in hoeverre deze plantkundigen zelf ervaring hebben met deze plant?

Hier in de Kempen heb ik al zo lang ik woon een roosmarijnstruik naast de keukendeur staan, en hoewel de winters dan niet meer zijn wat ze geweest zijn (ze hebben zich verplaatst naar de Paastijd), heeft mijn roosmarijn nog nooit een dekentje over zich heen gehad in de winter, of het moest er één van sneeuw zijn.

Lees verder “Roosmarijn”

Een vogeltje op een krukje!

Corydalis solida - Vingerhelmbloem. Foto: AnneTanne - Creative Commons License

De vingerhelmbloem, Corydalis solida, is ̩̩n van mijn favoriete voorjaarsbloeiers. Ik heb het jaren geleden aangeplant onder de beuken, omdat de plant behoorlijk immuun schijnt te zijn voor konijnenvraat Рen toen we hier pas woonden hebben die beesten hier lelijk huisgehouden. Stel je voor: je plant een paar honderd boompjes aan (formaat bosplantgoed), en daarvan wordt ruim driekwart compleet geringd door vraatzuchtige konijnen. (Overigens, van het overblijvende kwart heeft de helft het door het extreem droge voorjaar ook niet gehaald.)

Lees verder “Een vogeltje op een krukje!”

Wil je trouwen? Draag dan maagdenpalm op de kermis.

Vinca minor - Kleine maagdenpalmAfgelopen weekend vroeg iemand me, of ik niet een keer wat kon vertellen over de Kleine maagdenpalm. Haar geveltuintje wordt op dit ogenblik stilaan opgevrolijkt door die blauwe sterretjes, en dat maakte haar nieuwsgierig naar het plantje.

Of maagdenpalm nu wel of niet inheems is, daarover valt te discussiëren. In de Belgische Ardennen komt het hoogstwaarschijnlijk van oorsprong in het wild voor, en wellicht ook in het zuiden van Nederlands Limburg. Elders in onze streken is het waarschijnlijk verwilderd vanuit tuinen, waar het een graag geziene gast is. Het groeit bij voorkeur op wat vochtige, beschaduwde plaatsen, zoals in loofbossen of hakhoutkanten.

De botanische geslachtsnaam ‘Vinca’ heeft waarschijnlijk zijn wortels in ‘vincire’, binden, boeien, omstrengelen (en het is dus niet afgeleid – zoals soms wordt beweerd – van ‘vinco’, ik overwin (de winter)). In ‘Bokrijks Gecruydt’ – boekje over plantenfolklore, uitgegeven ter gelegenheid van de openstelling van de nieuwe kruidentuin in het openluchtmuseum – wordt verteld hoe vroeger tijdens processies in het wit geklede ‘maagden’ meestapten, het hoofd omkranst met maagdenpalm. Tijdens de kermis die op de processie volgde, toonden deze maagdjes op die manier dat ze nog beschikbaar waren, en een vrijer zochten. In de komende weken zijn er hier in de streek nog verschillende kermissen te verwachten – een hint dus voor mijn trouwlustige dorpsgenotes?

Lees verder “Wil je trouwen? Draag dan maagdenpalm op de kermis.”

Het madeliefje in de legenden

Madeliefje - Bellis perennisWie van ons heeft vroeger niet ooit één voor één de blaadjes van een madeliefje afgetrokken, al tellend: ‘Hij ziet me graag, hij ziet me niet graag, hij ziet me een beetje graag’. Of ‘Edelman, bedelman, dokter, pastoor, keizer Karel, voddenman, majoor’… En ook in legendes en folkloristische overleveringen vind je het madeliefje vaak als voorspellend kruid terug.
Ik vond volgende versie van een vaak verteld verhaal, nu in een Keltische versie en met het madeliefje in een hoofdrol.

De legende vertelt over Rhiwallon van Myddvai, de zoon van een arme koeherder en van de Lady of Llyn-y-Van-Vach. Deze plaatselijke ‘dame van het meer’ was een wondermooi meisje dat, nadat ze verschillende keren opgedoken was uit het meer waarin ze woonde, en er weer naar was teruggekeerd, besloot om voorgoed haar thuis te verlaten en zich te vestigen bij haar aardse echtgenoot, die vanaf dat ogenblik in grote weelde leefde.
Haar vader echter beval dat ze naar het meer moest terugkeren als haar echtgenoot haar drie keer, en dat niet alleen vanuit boosheid, zou slaan. Haar man lette dus ontzettend goed op, maar na verloop van jaren verloor hij tenslotte toch zijn vrouw, door niet meer dan een paar vriendschappelijke klopjes…
Intussen had zij hem wel drie zonen geschonken, van wie Rhiwallon de oudste was.

De jongens hadden de verhalen over hun moeder gehoord, en wandelden vaak langs de oever van het meer, in de hoop haar te kunnen zien. Op een dag verscheen zij aan Rhiwallon, en vertelde hem dat hij was voorbestemd om de mensen te dienen door hun ziektes te genezen en hun pijn te verzachten. Zij liet hem de verschillende kruiden zien en verklaarde hun medicinale eigenschappen.

Rhiwallon werd na verloop van jaren de lijfarts van de plaatselijke heerser, Rhyss. Deze schonk hem het kasteel Myddvai. Vandaaruit reisde hij door het hele land en bouwde een enorme reputatie op. Zijn zoon volgde hem op, en na hem volgden nog talrijke nakomelingen, allen artsen. De laatste van hen zou Rice Williams M.D. zijn geweest, die stierf op 12 mei 1842, 600 jaar nadat de mysterieuze Lady of Llyn-y-van-Vach uit het meer opdook.

En wat heeft dit nu met het madeliefje te maken? Wel, dit bloempje was erg belangrijk voor het artsengeslacht van Myddvai, omdat het hen hielp voorspellen of een patiënt zou overleven of sterven: Een bloempje van dit kruid werd geplet in wijn, die de patiënt vervolgens opdronk. Moest hij vervolgens braken, dan zou hij aan zijn ziekte sterven…
Ik heb dit verhaal al vaak gelezen, en niet altijd over hetzelfde kruid, maar deze versie is toch wel de meest gedetailleerde…

Ook van de Kelten komt het verhaal dat de geesten van kinderen die bij de geboorte stierven, madeliefjes over de aarde uitstrooiden om hun bedroefde ouders een beetje op te monteren. In sommige delen van Engeland werd het dan ook als een slecht voorteken gezien als je op een madeliefje trapte, en nog gevaarlijker was het om een plantje uit te graven, want dat zou dan betekenen dat je kinderen niet voorspoedig zouden opgroeien. Er werd geloofd dat als een kind dat nog de borst kreeg, niet meer zou groeien als het een madeliefje aanraakte, en als men puppies melk zou geven waarin madeliefjes gekookt waren, zouden die evenmin gedijen.

Het gebruik van het madeliefje als ‘voorspellend kruid’ is wijdverbreid, niet zozeer om overleven of overlijden te voorspellen, maar vooral in liefdesvoorspellingen. Ik had het al over het bekende orakelspelletje dat kinderen spelen terwijl ze de blaadjes van het madeliefje aftrekken: ‘Hij houdt van mij, hij houdt niet van mij…’. (Overigens, om het toeval een handje te helpen, is het goed te onthouden dat de meeste madeliefjes een oneven aantal lintbloemetjes hebben – tenminste, dat heb ik me laten vertellen, ik heb het nog niet nageteld!)
Een Engels orakelspelletje voorspelde op die manier wie of wat je toekomstige echtgenoot zou zijn: ‘Rich man, poor man, farmer, thief, doctor, lawyer, indianchief’.

In sommige streken in Engeland legden meisjes madeliefjes onder hun hoofdkussen en hingen hun schoenen buiten het raam. Ze zouden dan van hun minnaar dromen.

In Duitsland en Nederland werd het madeliefje echter soms als een slecht voorteken beschouwd, en als het bloemetje in de lente rijkelijk bloeide, voorspelde dat een grote kindersterfte in de komende herfst. Een tijdlang heeft men in Duitsland het madeliefje zelfs als uiterst schadelijk beschouwd, en in 1739 werd er daarom een verordening uitgevaardigd dat de plant moest worden uitgeroeid. De Cleene en Lejeune (Compendium van Medicinale Planten in Europa) suggereren dat dit wellicht samenhing met het feit dat het madeliefje in die tijd als abortivum werd gebruikt.
Nico Vermeulen zegt dat het madeliefje ook geassocieerd werd met oorlog, omdat als het bloempje zich sluit, de rode onderkant van de blaadjes te zien is. Andere auteurs echter vermelden hier niets over.

In de magische kruidengeneeskunde werden madeliefjes onder meer gebruikt bij koorts: De eerste dag at men drie bloemetjes, de volgende dag vijf en zo verder tot negen, om dan weer te verminderen tot drie. Was de koorts dan nog niet over, dan herhaalde men de hele cyclus.
Het eten van het eerste madeliefje dat men in het voorjaar ziet, zal ook de koorts doen verdwijnen. Maar, zoals ik in mijn vorig stukje al schreef… hoe weet je nu of je met een al-madeliefje of een nog-madeliefje te maken hebt?

Speenkruid

Speenkruid - Ficaria verna subsp. verna
Vorig jaar rond deze tijd schreef ik ook al een stukje over dit leuke voorjaarsbloeiertje. Ik kan er ook niet aan doen… hoewel de natuur zo langzaamaan ontwaakt, kan je het aantal bloeiende planten toch nog steeds op een paar handen tellen, en ben je opgetogen over elk bloempje meer.

Dit jaar ontdekte ik het eerste gele sterretje achteraan in de tuin, in het bos. Ik was al dagenlang de plek speenkruid onder de beuken vlakbij het huis aan het naspeuren, maar kan daar tot nu toe zelfs nog geen knopje ontdekken. Maar in het bos, bijna op de hoogste (en droogste) plek van de tuin, zag ik plots een sterretje op de grond schitteren. (Dat was een week geleden. Het voorbije weekend was dat ene bloempje uitgebloeid en was er nog nergens een tweede te bekennen. Geduld dus…)

Speenkruid was ook voor de dichter Wordsworth één van zijn favoriete bloemen, waaraan hij zelfs drie gedichten opdroeg, waaronder het volgende:

The Small Celandine (1804, 1807)
THERE is a Flower, the lesser Celandine,
That shrinks, like many more, from cold and rain;
And, the first moment that the sun may shine,
Bright as the sun himself, ’tis out again!

When hailstones have been falling, swarm on swarm,
Or blasts the green field and the trees distrest,
Oft have I seen it muffled up from harm,
In close self-shelter, like a Thing at rest.

But lately, one rough day, this Flower I passed
And recognised it, though an altered form,
Now standing forth an offering to the blast,
And buffeted at will by rain and storm.

I stopped, and said with inly-muttered voice,
“It doth not love the shower, nor seek the cold:
This neither is its courage nor its choice,
But its necessity in being old.

“The sunshine may not cheer it, nor the dew;
It cannot help itself in its decay;
Stiff in its members, withered, changed of hue.”
And, in my spleen, I smiled that it was grey.

To be a Prodigal’s Favourite–then, worse truth,
A Miser’s Pensioner–behold our lot!
O Man, that from thy fair and shining youth
Age might but take the things Youth needed not!

Gedenksteen voor Wordsworth in de kerk van GrasmereOp de gedenksteen voor Wordsworth in St. Oswaldschurch in Grasmere werden de favoriete bloemen van de dichter afgebeeld: het sneeuwklokje, de narcis (‘I wandered lonely as a cloud’), het viooltje en het speenkruid. Helaas was de beeldhouwer die de opdracht kreeg geen plantenkenner, en in plaats van het speenkruid (lesser celandine) beeldde hij de stinkende gouwe (greater celandine) er op af.
(Edit op 21/02/08:  Vandaag kreeg ik  van de maker van de foto, Trey, de toestemming om de foto ook in dit artikel te gebruiken.

Intussen heb ik in mijn foto-flora ook de pagina toegevoegd van de Ranonkelfamilie, waartoe ook het speenkruid behoort. Het is allicht niet vreemd, dat ook de dotterbloem en de boterbloemen tot die familie behoren. Maar sinds de laatste wijzigingen van de plantenklassificatie behoren ook de geslachten Helleborus (nieskruid) en Aquilegia (Akelei) tot die familie, en dat vind ik toch even wennen.

Marjolein, een anafrodisiacum

marjolein.jpgOp het postje van Yo over afrodisiaca kwam de vraag of er ook geen kruiden zijn die het tegendeel kunnen bewerkstelligen. Eén en ander kan ook wel eens te veel van het goede worden niet waar?

Ik wilde daar reageren, maar WordPress had geen zin mijn reactie te accepteren, daarom laat ik het hier even horen…

In mijn kruidenmandje schreef ik het al:

Marjolein vermindert het de behoefte aan seksualiteit. Deze anafrodisiake kwaliteit wordt soms aangewend door wie, gewild of ongewild, single is.
Dat Marjolein tegelijkertijd ook als een liefdeskruid wordt beschouwd, en o.a. volgens Scott Cunningham bij geen enkele liefdesbezwering zou mogen ontbreken, hoeft hiermee niet in tegenspraak te zijn: Marjolein staat weliswaar niet voor het seksuele aspect van partnerliefde, doch wel voor intimiteit, kameraadschap, warmte, troost en wederzijdse zorg (dit vind je ook terug in het eerder genoemde oud-Romeinse gebruik waarbij men elkaar Marjolein schonk als teken van vriendschap).

Lees verder “Marjolein, een anafrodisiacum”

Roosmarijn – een legende voor Valentijn

Dit keer was het Yo, die me het Valentijngras voor de voeten wegmaaide door een stukje te publiceren over afrodisiaca (ieder zijn beurt is niks te veel, nietwaar?), en daarom gooi ik het ter gelegenheid van 14 februari maar even over een compleet andere boeg:

We denken niet vaak aan Roosmarijn als een plant die in deze tijd van het jaar bloeit, maar toch staan de meeste roosmarijnstruikjes nu in bloei (eerlijk gezegd: mijn struik bloeit al van in oktober. De bloei is even ingezakt in december, maar nu bloeit hij weer volop).

En toen ik ter gelegenheid van Valentijn op zoek ging naar een toepasselijk kruidenverhaal, vond ik een vrij onbekend verhaal over Roosmarijn, een Italiaanse legende…

Lees verder “Roosmarijn – een legende voor Valentijn”

Pannenkoeken!

Hamamelis x intermedia 'Westerstede'

Met Lichtmis is er geen vrouwke zo arm,
of ze maakt er haar panneke warm!

Dat zei mijn grootmoeder vroeger al altijd, en ook ik hou graag de traditie van pannenkoeken op 2 Februari in ere.
Het katholieke lichtmis is – zoals heel veel christelijke feesten – een feest met veel oudere wortels. Lichtmis heette de dag te zijn (zes weken na Kerstmis, de geboorte van Christus immers) dat Maria ‘haar Kerkgang maakte’, een zuiveringsritueel dat elke Joodse vrouw 40 dagen na de bevalling moest ondergaan, en dat ook in de Katholieke kerk werd overgenomen, en in dit opzicht zijn er ook verbanden te vinden met de Romeinse Lupercalia (die ook een aspect van zuivering in zich droegen). Maar veel meer voor de hand liggend is het verband met Imbolc of Oimelc, het Keltische Ploeg- en Zaaifeest, en als natuurverbonden mens wil ik daar eventjes wat dieper op ingaan. (Ook Jo schreef over Imbolc al een stukje.)

Lees verder “Pannenkoeken!”

Vrouwenmantel en vrouwenborsten

Vrouwenmantel, Citaat Fuchs. Copyright: Christoph Reinhardt

Zoekend naar historische informatie over vrouwenmantel vond ik deze foto van een plaatje in een botanische tuin, waarschijnlijk ergens in Zwitserland. (In de naam van het plantje zit natuurlijk een foutje, dat moet ‘Alchemilla xanthochlora’ zijn.)

Maar Leonhart Fuchs stond met het idee dat vrouwen en jonge meisjes steviger borsten kregen door er bladeren van vrouwenmantel op te leggen niet alleen: Ook Dodoens schrijft in zijn Cruijdeboeck:

Dit cruyt ghestooten ende op der vrouwen ende maechden borsten gheleyt maeckt die hert vast ende stijf.

En dat die 16de eeuwse mannen inderdaad van stevige borstjes hielden bewijst ten overvloede ook Mattioli, die in één van zijn kruidenboeken schrijft:

Indien vrouwen met het kookwater van dit kruid hun heimelijkheid wassen, trekt deze samen, alsof ze jonge maagden waren. Zulk water met een linnen doekje op de borsten gelegd, laat ze niet groter groeien. (Vertaling in: Heksenkruiden en Toverplanten)

Lees verder “Vrouwenmantel en vrouwenborsten”

De sneeuwklokjes bloeien nu echt!

Sneeuwklokje - Galanthus nivalis. Foto: AnneTanne (Creative Commons license)

Dit jaar bloeien de sneeuwklokjes wel erg vroeg! Een paar weken geleden ontdekte ik het eerste knopje, en nu staan er al verschillende in bloei.

Die vroege bloei heeft ook wel met de standplaats te maken: vlak tegen het huis, tegen een gevel op het zuiden. In de achtertuin, in de schaduwborder moeten er nog veel meer staan, maar daarvan is op dit moment zelfs nog geen groen sprietje te zien.

Eigenlijk zou ik de bloempjes die nu bloeien moeten plukken: In Bohemen immers geloofde men, dat als je de eerste sneeuwklokjes plukt en daarmee langs je ogen wrijft, je het hele jaar vrij zal zijn van oogkwalen.

Laat me vandaag wat meer vertellen over de medische toepassingen van het sneeuwklokje (al ga ik ook dit keer een mooie legende niet uit de weg).

Lees verder “De sneeuwklokjes bloeien nu echt!”