Zwaar ademen de landen, murmelend ingebed
in schemerende stromen druivenkleurig lover;
satijnen wilgen huivren dauwbedropen over
den effen stroom, waar koeien, vlokken violet
in ’t nevelblauwe licht, het vroege uur verdromen.
Een reiger schaduwt langs den schuchtren hemel, traag,
op donzen pennen, droom in droom, en spiegelt vaag
zich in de opalen plas, die tussen wilde zomen
van pijpkruid bloeit. Een tengre brug huift als een blauwe
omarming over ’t water, waarop bloesems dauwen,
en waar het bloedend licht zich langzaam gaat ontvouwen
dropt rood de morgen langs de zilvren bloesembomen.
Truus Gerhardt in Verzamelde gedichten, 1961
De foto bij dit gedicht is (natuurlijk) niet van mezelf, maar van Christian Guthier, en valt onder een Creative Commons Licentie.
Auch wenn das Bild nicht von dir ist (soviel habe ich übersetzen können!), es ist WUNDERSCHOEN!
Lieber Gruss,
Barbara