De geschiedenis van de boerentuin (VI): Capitulare de Villis, vervolg

Mentha sp. - muntEind februari schreef ik wat voorlopig lang het laatste stukje bleef in mijn reeks over de geschiedenis van de boerentuin. Daarin had ik het over de , waarin Karel de Grote (en opvolgers) een lijst opnam van de planten die op al zijn landgoederen gekweekt moesten worden.
Behalve de groenten die ik in dat artikel al noemde, omvatte die lijst ook een heleboel kruiden en een aantal fruitsoorten.

Kruiden

In de plantenlijst van de Capitulare is een reeks van zowat twintig kruiden terug te vinden, die we nu nog als smaakgever kennen.
Je vind er bijvoorbeeld Fenegriek (Trigonella foenum-graecum), dat we tegenwoordig bijvoorbeeld in curry-mengsels terugvinden, en andere schermbloemigen zoals komijn (Cuminum cyminum) en Karwij (Carum carvi). Maar ook zwarte kummel (Nigella sativa) stond er op de lijst. Zwarte kummel heeft niks te maken met kummel (karwij), is zelfs geen schermbloemige maar een ranonkelachtige, en is nauw verwant met het juffertje-in-het-groen (Nigella damascena), een mooi eenjarig plantje met bijzondere zaaddozen, dat je regelmatig in siertuinen (en droogboeketten) terugvindt.
Maar het rijtje van schermbloemigen houdt nog niet op: ook venkel, anijs, koriander, dille, kervel, peterselie, lavas en lazerkruid (Laserpitium latifolium) stonden op de lijst.
Ook de lipbloemigen waren goed vertegenwoordigd: salie, scharlei (muskaatsalie, Salvia sclareum), overblijvend bonenkruid, roosmarijn… En als je daar ook nog twee soorten mosterd, bieslook, knoflook en een paar uiensoorten bijtelt, dan kom je voor de aanleg van een kruidentuintje al een heel eind.
In de opsomming uit Karel de Grotes verordening vind je zes ‘munt’soorten terug. Hier moet je wel rekening houden met het feit dat een hele reeks frisgeurende kruiden, al dan niet uit de lipbloemigen, al of niet aan munt verwant, in de Middeleeuwen de naam ‘munt’ kregen. Behalve polei (‘Peludium’, Mentha pulegium), watermunt (‘Mentam’, Mentha aquatica), kruizemunt (‘Sisimbrium’, Mentha spicata ‘crispa’) en groene munt (‘mentastrum’, Mentha spicata), die allemaal tot het geslacht munt behoren, werd ook kattenkruid (‘neptam’, Nepeta cataria) als een munt bestempeld. Ook ‘vrouwenmunt’ of balsemkruid (‘costum’, Tanacetum balsamita) werd bij de muntsoorten gerekend.
Boerenwormkruid (’tanacita’, Tanacetum vulgare) werd aangeplant omdat het vaak werd toegepast bij ingewandsparasieten (wormen) bij mens en dier.

Andere planten uit de Capitulare zijn bijvoorbeeld de meekrap (Rubia tinctoria), een verfplant, en de kruisbladwolfsmelk (Euphorbia lathyris) die als braakmiddel werd gebruikt.
Een van de planten uit de lijst die nog niet met zekerheid geïdentificeerd is, werd ‘parduna’ genoemd. Waarschijnlijk gaat het om de grote klit (Arctium lappa) of om groot of klein hoefblad (Petasites hybridus en Tussilago farfara)
De Sabijnse jeneverbes (Juniperus sabinum), die we in tuinen van conifeer-minnende hoveniers nog steeds terugvinden, stond ook op de lijst, hoewel het om een behoorlijk giftige struik gaat.
Tenslotte vermeldt de lijst ook nog huislook (‘Jovis barbam’, Sempervivum tectorum), dat op het dak moest worden geplant om blikseminslagen af te weren.

Fruitsoorten

Van de fruitvariëteiten die in de Capitulare de villis genoemd worden, is niet precies geweten om welke rassen het gaat (vooropgesteld dat die nu nog steeds bestaan). Het ging om een zevental appels, drie peren en een paar kersensoorten. Ook de mispel, een struik die heel weinig eisen stelt aan zijn standplaats, werd genoemd.

Deze buttons respecteren je privacy (zie info):

6 thoughts on “De geschiedenis van de boerentuin (VI): Capitulare de Villis, vervolg

  1. Wow, te gek dat je nog een extra deel aan de serie toevoegt. Al die eerdere artikelen heb ik ten tijde dat je ze publiceerde niet allemaal en helemaal meegekregen dus dat wordt nog een leuke inhaalmanoevre om te lezen in de komende dagen.

    Je benoemt wel alles als “boerentuinen” en ik heb daar ook niks op tegen maar het viel me op dat je daar ook kloostertuinen onder schaart en als je dat heel letterlijk opvat zie ik toch wel verschil in planten tussenn moestuinen (met kruiden er ook wel bij) van boeren en buitenlui maar ik heb toch ook al wel veel kloostertuinen bezocht her en der in Nederland en dan van het soort dat je van “de ouwe stempel” zou kunnen noemen en er ook met tuinierende monniken / broeders gesproken. Dat is erg interessant om te doen en ik denk dat ik dat zelf weer eens vaker ga proberen te doen.

    Ik heb de indruk dat er in Belgie nog veel meer kloosters over zijn dan in Nederland, kloosters waar nog echt op de oude manier geleefd en gewerkt wordt. In Nederland zijn veel ordes het land ontvlucht en hebben de meest kloosters tegenwoordig een culturele of maatschappelijke functie en de weinge echte kloosters (met alles er op en eraan) zijn amper nog voor “gewone mensen” toegankelijk. Maar ik heb al wel weer een connectie opgedaan om weer eens een rondleiding zien te krijgen.

    Trouwens: ook in sommige Begijnhofjes kom ik wel eens kruidentuintjes tegen maar ook dat wordt allemaal steeds minder lijkt het wel. maar ze bestaan her en der nog wel.

    En tot slot las ik een poosje geleden ergens (maar weet helaas niet meer waar) dat het favoriete kruid van Karel de Grote Citroenmelisse was. Misschien als kalmerend middel bij al zijn politieke en diplomatieke stress :).

    (Comment 2)
    Ik heb nog eens zitten zoeken naar de (online) bron (die ik in mijn vorige comment noemde) waar ik las dat Citroenmelisse een favoriete plant was van Karel de Grote. Misschien is dat wel op Wikipedia geweest en die vertrouw ik nooit zo erg, maar al zoekend vond ik wel andere schrijfsels:

    Zie de 2e alinea van:
    http://www.verbruggenkring.be/avk%5Cverbruggenkring.nsf/webartikels/4B07514A2D9A572BC12572FB0043D688?opendocument

    Maar ik stuitte ook op met name de Karmelieten orde en dat ook een andere Karel het gebruikte. Karel de V, zie dit artikel onderdeel:
    http://www.plantaardigheden.nl/plant/beschr/gonnve/citroenmelisse.htm#Geschiedenis

    (Comment 3)
    Ik weet dat je het niet zo op links hebt maar ik vond toch ook deze 3 nog, die ik in de context van je artikel wel relevant vind. In Aken in Duitsland (hoofdkwartier van Karel :)) schijnt een “tuin” te zijn waar al die planten van de lijst van Charlemagne gekweekt worden en via via vond ik zelfs de lijst zelf (waar ikzelf toch ook erg nieuwsgierig naar was) met de toendertijdse Latijnse namen maar ook de hedendaagse namen in het Nederlands, Duits, Frans en Engels:

    Webpagina project van de Botanischer Garten Aachen i.s.m. universiteit van Keulen

    De lijst in meerdere talen

    Boek dat er begin 2008 van is uitgegeven.

    Het zou me niks verbazen als jij dat boek al hebt 🙂

  2. @Anton: Waarom denk je dat ik het niet zo op links heb?
    Het is inderdaad zo dat ik mijn blog-software zo heb ingesteld dat commentaren die twee of meer links bevatten, eerst moeten worden goedgekeurd, maar dat heeft niks te maken met iets tegen links hebben, maar wel dat ik er voor wil zorgen dat er niet onbedoeld spam door mijn filter glipt.

    Wat citroenmelisse betreft, over het karmelietessenwater vind je ook wel wat in mijn eigen artikel over citroenmelisse.

    Ik heb het inderdaad over kloostertuinen, omdat die een wezenlijke rol hebben gespeeld in de ontwikkeling/geschiedenis van de boerentuin, niet omdat dat ‘boerentuinen’ zouden zijn…

  3. Beste AnneTanne,

    Ik heb intussen de hele reeks artikelen gelezen en ben flink onder de indruk en vooral ook geinspireerd geraakt voor eigen blog, zie verderop.

    Eerst iets formeels en bijna te knullig voor woorden om het aan te kaarten maar ik doe het toch maar, dat is n.l. de nummering van je reeks artikelen: die zijn van 1 – 5 genummerd en de subtitels van de artikelen dragen i.p.v. Arabische cijfers (de cijfers zoals we die heden ten daage gebruiken) ook Romeinse nummers; 1, 2, 3 corresponderen met I, II en III. Bij 4 verspringt het dan ineens naar V en bij 5 naar VI. Ik beschuldig je zeker niet van niet kunnen tellen ofzo, maar is er soms nog een artikel uit een aanverwante reeks ofzo dat als subtitel nummer IV heeft ?

    Zo ja, dan zou ik dat graag ook eerst nog lezen alvorens zelf van wal te steken op eigen blog n.a.v. een opmerking die ik op artikel 5 als comment schreef, n.l. dat er ook Begijnhofjes bestaan met tuintjes met ouwerwetse groentes en medicinale kruiden.

    Ik heb er maar geen gras over laten groeien en gewapend met camera en wandelschoen de trein in gestapt en naar de Noord Brabantse stad Breda gereisd. Ik had me vantevoren laten iformeren, lees de VVV gebeld om te vragen of die tuin nog wel bestond, dat het Begijnhofje bog bestond wist is al wel via andere wegen maar de tuin bestond ook nog. Ik was er 1 x eerder geweest in midden jaren 90 en was zeer verheugd dat de tuin nog bestond. Volgens de inventaris lijst van Latijns-wetenschappelijke namen staan er zo’n kleine 400 soorten planten, soms in grote groepen, soms slecht 1 enkel exemplaar. Overal staan bordjes bij met zowel die Latijns-wetenschappelijke namen als de Nederlandse. Bij sommige bordjes zie je geen planten meer omdat ze al afgestorven zijn zo begin september, anderen volop in zaad en anderen nog bloeiend. Veel planten kende ik al als gewone kruiden (medicinale of keukekkruiden) of planten die je wilde / inheemse of autochtone planten kan noemen en die ik al eens eerder had gefotografeerd en over geschreven op mijn blog, en die hebben ik dus niet nogmaals gefotografeerd. Desondanks kwam ik toch nog thuis met meer dan 100 vrij geslaagde foto’s, detail opnames veel al al heb ik er op jouw (AnneTanne) aanraden wel op gelet heb ze zoveel mogelijk met blad + vrucht of bloem op1 foto te registreren.

    Ik heb er veel planten gezien die ik alleen uit boekjes en van afbeeldingen en foto’s kende. Ook heb ik mijn best gedaan om van alle foto’s te onthouden hoe de plant heette. De inventaris van welke planten in welke perken en vakken stonden had ik gehoopt dat dat mijn geheugensteuntje voor thuis zou zijn maar daar kwam ik dus bedrogen uit, zo kwam ik achteraf thuis achter. De tuin wordt erg goed onderhouden maar ook weer niet TE en sommige plantensoorten zijn spontaan door de tuin gaan zwerven, en dat is ook best wel leuk, dat er vrijheid aan de planten wordt gegeven en ze na al die jaren een eigen plekje kiezen waar ze zich het best thuisvoelen. En daar worden de bordjes niet voor verplaatst, het lijkt wel of er ooit een budget voor bordjes was en dat dat budget in 1 x is opgemaakt, en soms ook staan bordjes bij een verkeerde plant of er staat helemaal geen plant meer. Ook viel me op dat er keurig en exact de Latijns-wetenschappelijke namen worden genoemd en dat er als Nederlandse naam een naam genoemd wordt die eigenlijk een geslachtsnaam is (eigenlijk een verzamelnaam van planten waar diverse soorten en in de loop der eeuwen ook cultivars van bestaan). Opvallend vond ik ook dat er amper bomen en heesters staan met medicinale of voedingswaarde. In ieder geval geen grote bomen zoals je wel vaak ziet bij kloosters. Wel kleine boompjes als voorbeelden ofzo maar ik voelde er geen ambitie of intentie achter om dat grote bomen te laten worden want ze hadden er amper de ruimte voor.

    Ik ben nu bezig om die foto’s “blog-klaar” te maken en er verhaaltjes over te schrijven en van alles over uit te zoeken, en ik wil er ook een serie over maken op mijn eigen blog maar ik ben nog niet zover dat ik deel 1 af heb, wanneer dat wel zo is, durf ik eigenlijk geen beloftes over te doen maar ik hoop dat lezers van deze blog hun weg ook wel naar mij weten te vinden. En als ik op dingen stuit waar AnneTanne het al over gehad heeft dan zal ik daar ook zeker naar verwijzen want die dubbelop doen en elkaar na-papegaaien zie ik als weinig zinvol, elkaar aanvullen is / vind ik altijd veel leuker.

    Ook hier geen Zevenblad en evenmin Bijvoet en opvallend vond ik ook dat de NL vertaling van Prunella Vulgaris niet de naam uit de Heukels’ Flora was waarin ie de Gewone brunel genoemd wordt maar de volks- of dialect naam Bijenkorfje werd genoemd. Eigenlijk ook een veel mooiere naam en misschien is dat ook wel de ouwe (Middeleeuwse ?) naam maar ik zie zojuist op http://www.meertens.knaw.nl/pland online database dat ie hier in midden Brabant (en ook jouw contreien) die naam als oude dialect of volksnaam heeft.

    Er staat me bij dat het een favoriete plantje van jou is en intussen was ie al over zijn beste tijd heen en ik had em al eens “in het wild” gevonden en gefotograafd en over geschreven op mijn vorige blog dus heb ik ze maar in vrede gelaten omdat ik nog zoveel meer zag wat ik nog niet kende en meer de moeite waard vond om als “noviteit” aan te kaarten. Niks noviteit natuurlijk in botanische zin maar nieuw voor mij.

    Ik heb enorm genoten die middag, zowel van de planten maar ook van andere belangstellende mensen, het sfeertje op zo’n hofje alleen al straalt een enorme sereniteit uit en een prachtig zonnetje erboven wat wil eens mens nog meer ?

    En de hele middag spookte de naam van Karel de Grote door mijn hoofd, dankzij jou en hij moge dan een boerenpummel zijn geweest zoals ik ergens bij jou las maar ik denk toch dat zijn invloed op dit hofje (misschien heel in de verte) aanwezig was.

    Ik zit mijn eigen blog nu schaamteloos te promoten lijkt het wel maar in het bericht van vandaag las ik dat zelfs sommige planten in hun bloeiwijze aan “marketing” doen (de Gelderse Roos). Die uitleg vond ik erg mooi en sappig geschreven.

    Ik wil je daarom bedanken voor de inspiratie die ik uit jouw artikelen / berichten peurde 🙂

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.