De meiboom vóór
de deure staat,
zo zoet is hij
als honinkraat,
die lekende uit
de korven, laat
zijn’ zoetigheid mij troosten;
de mei is daar,
met gers en groen,
met ’t kouten, zo
de veugels doen,
van nesten en
van eiers broên:
de mei zit in den oosten.
(…)
Guido Gezelle in Rijmsnoer, 1897
Gezelle’s gedichten klinken als muziek in de oren… mooier kan de lente niet zijn!