Al-madeliefjes of nog-madeliefjes?

Madeliefje - Bellis perennisEen paar dagen geleden las ik al een enthousiaste uitroep op Flickr: ‘Er bloeien al madeliefjes!’, waarop ik even wilde antwoorden: ‘Ben je er zeker van dat het al-madeliefjes waren? In mijn tuin bloeien er al sinds oktober nog-madeliefjes!’

Loop er de lijstjes van de bloeiende planten in mijn tuin van oktober, november, december, januari en van deze maand maar op na: Telkens bleken er madeliefjes te bloeien.

Etymologie – naamsverklaring

De officiële verklaring voor de botanisch naam ‘Bellis perennis’ heeft ook te maken met die continue bloei: ‘Bellis’ stamt van de Latijnse wortel ‘bellus’, ‘mooi’, en ‘perennis’ betekent letterlijk ‘doorheen de jaren’, eeuwig. ‘De eeuwig mooie’ dus. Er bestaan echter nog alternatieve verklaringen, zo zou ‘perennis’ ook ‘doorheen het jaar’, ‘het hele jaar lang’ kunnen betekenen, en slaat dan natuurlijk op het feit dat het madeliefje vrijwel het hele jaar door in bloei kan worden gevonden. En voor de herkomst van ‘Bellis’ wordt behalve naar het Latijn ‘bellus’, ook wel verwezen naar de mythe van Belides, een boomnimf:
Op een dag danste Belides met Ephigeus, die haar geliefde was. Het oog van Vertumnus, de god van de boomgaarden, viel op haar, en om aan zijn onwelkome avances te ontsnappen veranderde de nimf zich in een madeliefje…

Ook voor de Nederlandse naam ‘Madeliefje’ bestaan meerdere verklaringen. De correcte is eigenlijk die, die verwijst naar het oud-Nederlandse ‘Made’ voor weide, grasland (je herkent hierin nog het Engels ‘Meadow’). Soms wordt ook gezegd dat ‘Madeliefje’ een verbastering is van ‘Maagdeliefje’, waarin ‘Maagd’ verwijst naar de Maagd Maria (aan wie het bloempje overigens inderdaad is toegewijd).
Het Engelse ‘Daisy’ is afkomstig van ‘Day’s Eye’, ‘Oog van de dag’, omdat het bloempje bij zonsondergang zijn blaadjes sluit. Chaucer zei hierover:

‘Well by reason men it call maie
The Daisie, or else the Eye of the Daie.’

Pâquerette, de Franse benaming, zou naar Pasen verwijzen, en naar het gebruik om dit bloempje in de periode rond Pasen te plukken. Een andere verklaring verwijst echter naar het oud-Franse ‘pasquier’, dat ‘weide’ beduidt, en in dat opzicht zou ‘Paquerette’ dus eigenlijk net hetzelfde betekenen als ons Nederlandse ‘Madeliefje’.

Volksnamen

Je kan je wel voorstellen, dat een bloempje, dat ondanks dat het zo klein is, toch zo bekend en bij iedereen (behalve bij de biljartlaken-gazon-tuiners) geliefd is, talloze volksnamen heeft. Volgens Decleene en Lejeune in het Compendium van rituele planten in Europa, zouden er in het Nederlandse taalgebied alleen al zo’n tweehonderd volksnamen voor het madeliefje bestaan.

Een kleine keuze: Bleekveldbloempje, Driesbloempje, Gersbloempje (zowel een Bleekveld als een Dries zijn grasvelden, ‘gers’velden), Gesbloemke, Grasbloem, Graskersouwken, Junibloem, Kasseike, Kekerkeblomme, Koeienbloem, Kransje, Lentebloempje, Maagdelief, Madsoete, Meelzuutje, Meisjots, Meizoentje, Paaschbloem, Pinksterbloem, Schapebloem, Sinte-Pietercruyt, Smoetbloem, Straatkommeertjes…

Het madeliefje doorheen de geschiedenis

Tijdens de archeologische opgravingen van het Paleis van koning Minos op Knossos, heeft men daar talrijke gouden haarspelden gevonden, die versierd waren met een madeliefjesachtig ornament. Deze juwelen zijn waarschijnlijk zo’n vierduizend jaar oud. Een ander artefact dat men daar vond, en dat zo’n vijf eeuwen jonger zou zijn, was een heldergekleurd spelbord, waarvan de rand versierd was met een afbeeldingen van madeliefjes.

Maar ook in Egypte en elders in het Midden-Oosten is veel keramiek teruggevonden met afbeeldingen van dit bloempje. Een Madeliefje heeft een ‘oog’ (zoals je ook hoort in het Engelse Daisy, Day’s eye), en vroeger veronderstelde men daarom dat het kruid gebruikt kon worden bij oogziekten. Van de Assyriërs is met zekerheid geweten dat hun artsen vaak madeliefjes voorschreven bij allerhande oogklachten. Diezelfde Assyriërs gebruikten ook een maceraat van gekneusde madeliefjes in olie als een haarbehandeling. Grijs haar zou hiermeer terug zijn oorspronkelijke kleur krijgen.

Net als de Grieken (zie hoger, bij etymologie) hadden ook de Romeinen een mythe waarin het madeliefje een rol speelde:
Boreas, de god van de Noordenwinden, werd verliefd op Flora, de godin van de bloemen. Toen het lente werd en de aarde getooid was met bloemenweiden, strooide hij, in een poging om Flora te vertederen, massa’s sneeuwvlokjes over de velden, zonder er erg in te hebben dat die sneeuw in de lente niet meer welkom was. Gelukkig slaagde Flora er in om elk sneeuwvlokje in een bloempje te veranderen, inderdaad, in een madeliefje..

Bij de Germanen was het madeliefje gewijd aan Freya, de godin van de liefde en de vruchtbaarheid, en aan Ostara, de godin van de lente (Je herkent in haar naam nog ‘Easter’ en ‘Ostern’, de Engelse en Duitse benaming voor het ‘Christelijke’ Paasfeest). Bij de Ostaraviering (21 maart, de lentenachtevening) werd de rituele beker versierd met madeliefjes…

Er bestaan nog veel meer Madeliefjes-gebruiken en legenden, maar omdat ik ook wel weet dat al te lange berichten toch maar diagonaal worden gelezen, bewaar ik die liever voor een volgende keer!

Deze buttons respecteren je privacy (zie info):

4 thoughts on “Al-madeliefjes of nog-madeliefjes?

  1. Het zal ongetwijfeld een nog-madeliefje zijn geweest. Ook hier zijn die kleintjes, ten gevolge van de zachte winter, nooit echt verdwenen.
    Madeliefjes zijn onlosmakelijk verbonden met mijn jeugd. Als kind maakte ik daar bloemenkettinkjes van. Toen was ik nog schattig, jaja. 😉

  2. @Annetanne
    Hier zijn het al-madeliefjes want ze waren toch eventjes weg! Interessant en leuk, die etymologische verklaringen, volksnamen en gebruiken…
    Misschien moet ik toch dat ‘maceraat’ eens proberen, wie weet? 😉

    @Menck
    Ik heb ook menig kroontje gemaakt met madeliefjes 🙂

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.